Norberto Lobo – gitaarheld tegen wil en dank

Gitaarheld tegen wil en dank

Norberto Lobo maakte wat ons betreft dé plaat van 2014.

Norberto Lobo maakte wat ons betreft dé plaat van 2014. ‘Fornalha’ bevatte echo’s van delta blues en al wat daar aan fingerpicking op volgde, maar we hoorden net zo goed Suicide én Arthur Russell doorschemeren.

In tegenstelling tot veel volgelingen van de Fahey-kerk, voegde Lobo zijn Portugese roots én een stevige scheut experiment toe aan de mix. We hadden dit interview al maanden geleden willen serveren, maar het bleek niet vanzelfsprekend om Lobo aan het praten te krijgen. Na een lange e-mailconversatie kregen we de man te spreken in Brussel, de dag na een concert bij Les Ateliers Claus. In de loop van het gesprek werd duidelijk dat Norberto niet bijzonder graag over zichzelf spreekt. Pas aan het einde bloeit hij open. Niet toevallig wanneer hij over anderen kan praten en de loftrompet kan steken over de kunsten van collega’s.

Een echte gitaaropleiding heeft Lobo nooit gevolgd. Zijn muzikale opvoeding schrijft hij toe aan zijn drie broers.
Norberto Lobo: “Mijn broers speelden keyboard, bas en gitaar. Mijn oudste broer heeft een elektronisch project dat Garcia Da Selva heet. Samen met hem had ik heel lang een instrumentale postrock-achtige band. Dat was trouwens samen met João Lobo (geen familie, sb), die hier in Brussel woont en met wie ik nu een plaat aan het opnemen ben.
Wanneer ben je solo beginnen te spelen?
NL: “Moeilijk te zeggen. Het is gewoon iets wat ontstond, door de jaren heen. Toen ik mijn eerste soloconcert speelde, was ik al jaren in mijn eentje aan het spelen op mijn kamer.”
In een e-mail schreef je dat je er de vinger niet op kan leggen wanneer je je stijl bent beginnen te ontwikkelen, maar je moet minstens toegeven dat je een heel specifieke speelstijl hebt.
NL: “Toch niet, nee. Hoe zou ik dat kunnen zeggen over mezelf? Natuurlijk heeft elke gitarist zijn stijl. Ik ben niet zeker of ik je vraag wel begrijp, eigenlijk.”
Ik ga ervan uit dat je wanneer je net leert spelen, je hoofdzakelijk anderen imiteert. Op een bepaald moment kom je daarvan los …
NL: “Ik vraag me af of je ooit van je invloeden loskomt. De muziek waarnaar je op jonge leeftijd luistert, blijft invloed hebben. Hopelijk vind je je eigen ding in een combinatie van alles waarnaar je geluisterd hebt. ik denk dat het vandaag de dag onmogelijk is om op een eiland te zitten, afgezonderd van de rest van de wereld.”

geen virtuoos
Mag ik je een virtuoos noemen? Loopt de techniek je ooit in de weg?
NL: “Hm. Ik denk écht niet in die termen. En virtuoos ben ik helemaal niet. Dat denk ik écht niet.”
Komaan, je kan een beetje gitaarspelen, toch?
NL: “Ja, maar ik wil altijd beter spelen. Ik heb nog veel te leren. Ik weet niet goed wat ik daarover moet zeggen. Voor mij is techniek een manier om ideeën te exploreren, maar ideeën komen wel altijd eerst. Ik denk dat ideeën de techniek maken, begrijp je? Iets heel luids of heel snels zal ik niet gauw spelen: dat is niet de manier waarop ik denk. Hard en snel: ik haat het. (denkt na) Maar natuurlijk … Sommige ideeën zijn snel, en andere traag.”
Heb je zelf ooit iemand gitaar leren spelen?
NL: “Misschien, ik weet dat niet zeker. Ik heb wél kleine dingetjes aan vrienden geleerd of wat kennis uitgewisseld. (denkt na) Ik heb mijn nichtje een beetje gitaar geleerd. Maar zij doet gewoon haar ding, ze heeft mijn advies niet nodig. Spelen: dat is het enige advies dat ik kan geven.”
Oefen je zelf nog vaak?
NL: “Ik weet niet of ik ooit geoefend heb. Alleszins niet op toonladders of zoiets. Maar ik speel wel veel, natuurlijk. Elke dag. Momenteel ben ik al een paar dagen heel hard aan het oefenen met Oba Loba, mijn groep met João en Giovanni di Domenico en de Brusselaars Ananta Roosens, Jordi Grognard en Lynn Cassiers. We zijn aan onze tweede plaat bezig. Morgen is de laatste opnamedag. We nemen elke dag op en tussendoor hebben we een paar concerten gespeeld. Daarvan heb ik echt genoten.”
De vorige plaat vertrok van composities van jou en João.
NL: “Dit keer vertrekken we van ‘gecomponeerde’ improvisatie’. Iedereen brengt ideeën aan. Elk groepslid heeft wel een track geschreven op deze plaat.”
Doen de gasten van de vorige plaat weer mee, zoals Niels Van Heertum?
NL: “Niels is niet echt lid van de band, maar een soort eregast. Hij heeft weer mee ingespeeld, ja. Fantastische muzikant is hij. Wauw. A natural. A first taker.”

Fornalha
Je mailde me dat je Jack Rose ooit ontmoet hebt en dat je van hem veel opgestoken hebt.
NL: “Ja. Dat gaat niet bepaald over technische dingen. Ik heb Rose maar een keer of twee ontmoet – zo goed kende ik hem niet – maar hij was gewoon een ontzettend genereuze kerel, die helemaal bezeten was van de gitaar. We hebben vooral veel over de blues gepraat, en over andere muzikanten. Rose was een heel speciale aanwezigheid, hij vulde de hele kamer. Lieve kerel ook. Als ik iets van hem geleerd heb, dan is dat dus meer op filosofisch dan op gitaartechnisch gebied.”
Je eerste platen waren iets traditioneler fingerpicking-gericht. Tegenwoordig haal je alles uit de kast: effecten, een strijkstok, loops.
NL: “(begrijpt mijn vraag verkeerd) De eerste platen die ik kocht? Als kind was ik, zoals iedereen, waarschijnlijk geobsedeerd door Jimmy Page en Jimi Hendrix. Maar ik hoorde ook veel muziek via mijn broer Manuel. Hij leerde me veel weirde muziek kennen: ambient, drones, vroege Warp ook. Squarepusher en dat soort dingen. Maar ik luisterde net zo goed naar Carlos Paredes: een Portugese gitarist naar wie ik nog steeds luister. En de blues natuurlijk. De eerste vinylplaat die ik kocht, was van Robert Johnson.”
Wat ik eigenlijk wilde vragen is: je eerste platen waren meer klassieke fingerpicking-platen. Terwijl je op ‘Fornalha’ uitbundig experimenteert met effecten, een strijkstok, loops … Had je een plan, toen je aan ‘Fornalha’ begon?
NL: “Ik weet nooit wat het gaat worden als ik iets begin op te nemen. Meestal heb ik wel iets voorbereid, maar dan doe ik uiteindelijk toch iets helemaal anders. Zo ging het ook bij ‘Fornalha’. Ik had een plan, maar dat was heel abstract. En meteen toen ik in Fornalha aankwam – het huis waar we opnamen, stond in het dorp Fornalha – heb ik het plan in de vuilbak gekieperd en ben ik opnieuw beginnen te improviseren. Dat weggooien van die plannen was wel wat ik nodig had om bij het materiaal van ‘Fornalha’ uit te komen. Mijn vorige plaat, ‘Mel Azul’, was anders: die composities waren klassieker en de plaat is heel snel opgenomen. Ik doe het allebei graag.”
Heb je al enig idee waar je volgende plaat naartoe gaat? Wordt die weer klassieker of ga je verder op de experimentele weg?
NL: “(twijfelt) Mag ik daar niet op antwoorden? Ik weet dat als ik je nu iets vertel, mijn ideeën volgende week waarschijnlijk alweer veranderd zijn. Ik heb al materiaal klaar in beide richtingen. Volgende week ga ik opnieuw opnemen. Ik ben er dus aan bezig.”
Heb je het gevoel dat je je ideeën zou verpesten door er nu al over te vertellen?
NL: “Dat is het niet zozeer. Ik ken mezelf goed genoeg om te weten dat ik waarschijnlijk nog een heel andere richting zal uitgaan dan wat ik je nu zou vertellen. Ik weet het echt nog niet.”
Sommige van de tracks op ‘Fornalha’ lijken heel zorgvuldig gesculpteerd. Hoelang werk je aan je stukken?
NL: “Dat is altijd anders. Ergens tussen tien seconden en tien jaar.”
Hoeveel improvisatie zit er in?
NL: “Ook dat is heel moeilijk te zeggen. De track ‘Fornalha’, bijvoorbeeld, was een improvisatie toen ik hem opnam, maar door hem live te spelen, is hij uitgegroeid tot iets dat meer tegen de ‘song’ aanzit. Dat gebeurt de hele tijd. Ook andersom trouwens: dan ontdek ik in een meer gestructureerd stuk nieuwe richtingen, thema’s of tegenstellingen.”

studio vs podium
Dus sowieso is optreden een heel ander iets dan studiowerk?
NL: “Ik hoop het. Voor mij heeft live spelen een heel andere vibe en mindset. Het wonderlijke aan live spelen is dat er een element van risico aan verbonden is, iets wat je moeilijk kan creëren in een studio-omgeving. Maar ook in de studio kan het heerlijk misgaan, natuurlijk.”
Is het dan misschien een idee om liveplaten uit te brengen?
NL: “Dat zou ik heel graag doen. Maar ik ben een beetje te lui om me door die stapel opnames te werken die ik heb liggen. Het zijn trouwens vooral opnames met groepen die ik heb, van geïmproviseerde concerten. Een live soloalbum kan je niet plannen. Je moet al het geluk hebben om een heel goede show te spelen, die ook nog eens opgenomen wordt. Soms ben je in topvorm, speel je een hele goede set, en is het gewoon niet opgenomen. Het is de loterij, man.”
Als je een tour doet, lijken de shows dan avond na avond op elkaar?
NL: ” Elke avond is compleet anders. Gisteren wist ik bijvoorbeeld helemaal niet wat ik zou doen toen ik op het podium stapte. Andere avonden plan ik een beetje, maar eigenlijk is het beter om dat niet te doen. Als ik alleen speel is het gewoon niet nodig: dan kan ik doen wat er in me opkomt …”
In november speelde je op het Eastern Daze-festival in de Gentse Vooruit. Dat festival was opgebouwd rond het gegeven ’trance’. Heb je daar iets mee?
NL: “Dat is een tricky vraag. Ik denk het wel, ja. Ik hou alleszins van veel muziek die dat element in zich draagt. Trance zit ook in heel veel muziek, natuurlijk. Als je Glenn Gould hoort spelen, heb je ook het gevoel dat hij in trance geraakt. Misschien is ‘diepe concentratie’ een betere benaming. Als ik zelf live speel, weet ik niet of ik in trance geraak. En wat andere mensen voelen als ik speel, daar heb ik ook het raden naar. Maar sommige avonden ben je ‘daar’ en andere avonden net iets minder …”

Samba, Bossa, Fado
Je schreef me dat je vriend JP Simões teksten had geschreven voor enkele van je instrumentale tracks.
NL: “Dat was zonder mijn medeweten. Ik ga zijn teksten ook niet zingen, want ik ben geen zanger. Maar het is wel heel goed dat hij het gedaan heeft. In Brazilië gebeurt het de hele tijd: grote dichters schrijven teksten voor bestaande liederen. Dat vind ik een goed idee: je geeft een nieuw leven aan zo’n song. We zijn goede vrienden, en we zien mekaar vaak, maar ik denk niet dat we de songs voorlopig zullen opnemen.”
Over Brazilië gesproken. Er slingert een tekstje rond op internet waarin beweerd wordt dat jij een groot kenner van samba en bossa zou zijn.
NL: “Dat klopt niet. Ik weet daar helemaal niet zo veel over. Maar zoals elke Portugees die in de jaren 1980 geboren is, groeide ik op met Braziliaanse en Afrikaanse muziek – iedereen kent het ‘Brazilian songbook’. Maar ik ben helemaal geen specialist, zeker niet in obscure bossa-artiesten. Ik hou wel nog steeds van Braziliaanse muziek, ook van hedendaagse dingen.”
Leeft de Portugese traditionele muziek eigenlijk nog een beetje?
NL: “Heel erg. Ik ben nog niet in veel Europese landen geweest waar muziek nog zo’n groot deel van het dagelijkse leven uitmaakt. Traditionele muziek is heel aanwezig in Portugal. Niet altijd op de beste manier, maar wie ben ik om daar kritiek over te geven? Fado-artiesten zijn bijvoorbeeld nog steeds de best verkopende muzikanten in Portugal.”
Ik sprak onlangs iemand uit Porto, en die was die hele fado kotsbeu. Vooral het feit dat het verkocht wordt als de nationale muziek van alle Portugezen, zat hem hoog.
NL: “Het klopt dat fado van Coimbra en Lissabon is. Maar eigenlijk was het vooral muziek die aan bepaalde buurten vast hing. Dat is pas onlangs veranderd. Maar we hebben nog steeds fantastische zangers. Camané, bijvoorbeeld, de nationale held. Ik vind hem echt geweldig, en iederéén houdt van hem. Er zijn een hoop goede zangers en gitaristen. Gisela João bijvoorbeeld. Helaas is het ook een gesloten, behoudsgezind en protectief wereldje, waar je als outsider niet makkelijk binnen geraakt. Maar er is veel meer dan fado, natuurlijk. Alle dorpen hebben hun muziek en dansen. Overal waar ik in Portugal speel, zie ik tieners die daarmee bezig zijn. Dat is zo cool. Tegelijkertijd verdwijnen instrumenten en stijlen. Als de laatste oude muzikant sterft zonder dat hij de traditie heeft doorgegeven, is het ermee gedaan. Al zal dat overal wel zo zijn …”
Je bent ook een plaat aan het maken met Eric Chenaux?
NL: “Wel, we gaan in september opnemen. Ik weet nog niet wat het gaat zijn of hoe we het gaan noemen. Eric is sowieso een van mijn all-time favoriete gitaristen. Ik vind hem op het geniale af, als muzikant, zanger en componist. Heb je zijn laatste plaat, ‘Skullsplitter’, gehoord? Hij heeft zo’n eigen geluid: ik ken niemand die klinkt als hij. Na twee noten weet ik al dat hij het is. Zijn gitaar klinkt als een mutant. Hij speelt non-gitaar, en daar ben ik dol op. Ik ben trouwens ook bezig aan een plaat met Pak Yan Lau en Giovanni di Domenico, als The Eggstream. En er staat nog een samenwerking op poten met Helena Espvall.”

Theater
Iets anders. Een poos geleden vroeg de assistente van de Belgische theatermaker Benjamin Verdonck me of ik geen Portugese muzikanten kende. Ze waren een Portugese tour aan het voorbereiden en zochten een muzikant om de miniatuurvoorstelling ‘One More Thing’ te begeleiden (in België begeleidde Ignatz een paar keer die voorstelling, sb). Ik hoorde achteraf dat Benjamin heel erg ontroerd was door de muziek die je bracht.
NL: “O, was jij dat? Dat was héél erg fijn om te doen. Spijtig genoeg had ik zoiets nog niet vaak gedaan, want ik hou er echt van om met theaterperformers en dansers te werken. Dat was een heel goed ding. Verdonck vertelde me meteen het beste dat je me kan vertellen, namelijk: “Ik wil liever niet repeteren.” Ideaal. Ik keek gewoon een keer naar zijn voorstelling en kreeg een idee, dat ik heb uitgevoerd van bij de eerste voorstelling. De grote voorstelling (‘Notallwhowanderarelost’, sb) had ik ook gezien. Dat is echt een tovershow voor kinderen. Die openingsscène is fantastisch: Verdonck probeert een stoel te balanceren op twee poten, en tegelijkertijd tracht hij een bal te balanceren op de rugleuning van die stoel. Iedereen in het publiek dacht dat het nooit zou lukken, en dan – na meer dan vijf minuten proberen – waren plots die stoel en die bal in balans. Het publiek kon echt niet geloven dat het gelukt was, en dan brak hij het na tien seconden weer af. Wat een prachtig begin van een voorstelling, man! (geniet zichtbaar van de herinnering Wat een manier om de aandacht van het publiek vast te krijgen.”
Heb je ook iets van die samenwerking geleerd?
NL: “Zeker. Verdonck heeft me geïnspireerd tot een stuk dat ik nu nog vaak op soloshows speel. Dat stuk is heel lang – vijftien minuten, ongeveer – en ik bouw het laag per laag op. Omdat het zo goed werkte bij Verdoncks show, speel ik het nu in mijn eentje ook vaak. (mijmert) Dat was écht een goede samenwerking. We schoten goed op, zonder er al te veel over te moeten spreken.”

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!