Onze eerste Roadburn. O.N.Z.E. E.E.R.S.T.E. R.O.A.D.B.U.R.N. (joepie!) Hieronder een impressie van onze donderdag. Het parcours van collega (dv) leest u binnenkort op deze pagina’s.
Als er één artiest was waarnaar we op voorhand hadden uitkeken, was het wel festivalopener Dirk Serries. Niet in het minst omdat we onlangs het releaseconcert van ’s mans mooie ‘Microphonics XXI-XXV’ aan ons hadden moeten laten voorbijgaan. Een dolgedraaide gps in combinatie met onze beperkte kennis van het Tilburgse stratenplan besliste daar echter anders over. Maar niet getreurd, enthousiasme werkt aanstekelijk, ons toevallige gezelschap was plezant en alleen al de aanblik van het heerlijk opgewekte zootje ongeregeld dat in Tilburg en verre omstreken bekend staat als ‘The Roadburn Community’ deed onze goesting in de rest van het festival alleen maar groeien. Bovendien: de volgende band op ons to see-lijstje was ook niet mis.
In onze voorbeschouwing staken we de loftrompet van de looks van Black Bombaim. Helaas hadden we de foto’s van Blues Pills en Black Bombaim dus door elkaar gehaald. Terwijl ons gezelschap zich een uurtje later zou vergapen op de ravissante verschijning van Blue Pills’ Elin Larsson, aanschouwden wij de drie harige Portugezen van Black Bombaim, ons maniakaal afvragend waar ze die Zonnige Zweedse hadden verstopt (bij haar eigen band, dus). Muzikaal was het plezier echter geheel aan onze zijde, want Black Bombaim bracht uptempo powerpsych, met een furieus beukende ritmesectie, die een ideaal lanceerplatform vormde voor Ricardo Miranda’s dolgedraaide gitaarcapriolen. Black Bombain trapten gelukkig nergens in de val van oeverloos gesoleer, maar stonden volledig in dienst van de allesverzengende groove. Geen half uur op Roadburn en we stonken al naar het zweet. Bij Pallbearer gingen we vervolgens zeer snel lopen wegens een absoluut desastreus non-geluid. Volgens collega (dv) kwam dat in de laatste song alsnog goed. Dat enige deugdelijk gemixte song ook nog eens ruim een half uur zou duren konden wij natuurlijk niet weten.
Kwaaie killerbees
Robert Hampson (Loop, Main) is één van die artiesten die je niet meteen met Roadburn associeert. Zo zouden er de komende dagen nog wel een paar volgen, wat dan weer veel zegt over de open geest die er naar goede gewoonte door de programmering van Roadburn 2013 zou waaien. Hampsons drones muteerden van schrille fluittonen, naar een geluid waarbij wij alleen konden denken aan een zwerm ontzettend kwaaie killerbees. Uiteindelijk belandde Hampson bij iets dat nog het meest op een klinische testtoon leek. Niet meteen easy listening dus, maar wel prima geschikt voor Stage01. Helaas kunnen we u niets vertellen over de machinerie waarmee Hampson die extreme geluiden opwekte, omdat zelfs op dit vroege uur de kleine Stage01 al dusdanig volgelopen was, dat er geen doorkomen aan was. Het was een euvel waar we voor gewaarschuwd waren: Roadburn betekent op tijd komen. Robert Hampson zou later in het weekend overigens nog een opgemerkte passage maken bij Godflesh, maar daarover later meer.
Grave Temple is Stephen O’Malley, Oren Ambarchi en Attila Csihar. Toen we O’Malley vorig jaar met Sunn o))) zagen, op het binnenplein van een Antwerps 19e eeuws fort, hebben we meer naar boven gekeken dan naar het podium, zo zeker waren we ervan dat de metersdikke muren die ons omringden naar beneden zouden komen. En we zweren u: we hébben dat beton voelen trillen. Van bij het binnenkomen van de zaal werd ons duidelijk dat O’Malley en co vandaag klaplongen noch betonschade beoogden: slechts drie enkele stack-luidsprekers stonden opgesteld achter de linkse gitaar. Dat is zo’n beetje O’Malley’s equivalent van een unplugged opstelling. En voorwaar: Grave Temple ging voor de nuance. Al is dat natuurlijk een relatief begrip, met Csihar op vocalen. Van achter een lessenaar/altaartje vol electronica ging de voormalige frontman van Mayhem van bij aanvang voor furieuze declamatie, Tuvaanse grunt en elektronisch gemanipuleerde satanische oprispingen. Maar wat O’Malley en vooral Ambarchi daaraan toevoegden was bij momenten van zulk een schoonheid dat de haren op onze armen alle dertig overeind gingen staan. Vooral Ambarchi tilde het geheel op: de man ontlokte zijn gitaar prachtige, statisch geladen stroomstoten maar ging net zogoed tekeer op elektronica, gong en drums. Een kniesoor die na dit concert zeurde dat zijn oren niet tuiten.
Afgaand op een snelle steekproef / bandshirt-telling was High On Fire met ruime voorsprong de band voor wie de meeste mensen naar Roadburn waren afgezakt. Goeie runners-up: Sunn o))) en Amenra. Vandaag bracht High On Fire hun debuut ‘The Art of Self Defense’. Matt Pike – als vanouds topless, en dus zowel in voor- (die buik!) als achteraanzicht (die massieve, met parelende zweetdruppels getooide backpiece tattoo!) absoluut intimiderend – nam elke gelegenheid te baat om zijn soleerkunsten tentoon te spreiden. En inderdaad: de man kan een degelijk stukje soleren. Maar helaas: meer dan eens gingen die solo’s werkelijk nérgens naartoe. Bijna een jaar geleden liet Pike ons nog aan de grond genageld achter, na het concert van Sleep in Trix. Vanavond had hij ons echter niét bij ons nekvel. Maar er zou zaterdag nog een herkansing volgen.
Townes geweld aangedaan
Omdat zelfs Roadburners die leven op een dieet van spijkers in teersaus doorgaans een peperkoeken hartje hebben, was er vanavond in Het Patronaat een akoestisch concert van Nate Hall, John Baizley en Katie Jones ingepland. Nate Hall (USX) opende solo. Enkele eigen songs passeerden de revue, net als het van Townes Van Zandt geleende ‘Pancho & Lefty’. Hier en daar moesten we denken aan Bruce Springsteen anno ‘Nebraska’, maar ondanks die goeie referentie kon Hall ons niet pakken waar het pijn doet. Dat wij als beleefde Belgen uitermate gevoelig zijn aan geroezemoes in de zaal, zal ook wel meegespeeld hebben. Soit: een paar songs verder in de set werd Hall vervoegd door Katie Jones Baroness’ John Baizley. Baizley stelde trouwens ook een selectie van zijn indrukwekkende artwork tentoon op Roadburn. Voor de gemiddelde bezoeker waren de prijzen van een Baizley-origineeltje echter aan de intimiderende kant (wij vingen ergens een bedrag van 20.000 euro op). Ook Baizley en Jones puurden uit Van Zandts songcatalogus. Helaas worstelde het tweetal dusdanig met de stemming van gitaar en viool dat hun versie van ‘If I Needed You’ aan de tragikomedie grensde. Eens de twee hun instrumenten gestemd hadden, leek het de goeie kant uit te gaan, maar toen viel dus het licht uit – een ongeval komt nooit alleen, en meer onheil kon onze familiale verzekering niet aan. Wij dus weg. Mogelijk kwam het alsnog goed… We kwamen net op tijd om een stukje Maserati mee te pikken. Op plaat wist het synth-kraut ensemble ons tot dusver niet te overtuigen, maar live in een bloedhete Greenroom klonken ze alvast een pak minder houterig. Niks vernieuwends, maar gewoon entertainende jams, met een minder nadrukkelijke hoofdrol voor die synths.
Psychedelische veldslagen
Psychedelic Warlords, dan. De bandnaam klinkt als een grap, maar is natuurlijk een verwijzing naar gelijknamige Hawkwind nummer. En toegegeven, met zijn Hawkwind-staat van dienst van bijna twintig jaar heeft Alan Davey een zekere credibility om ‘Space Ritual’ live te performen. Maar het feit dat opperhawk Dave Brock – al vijfenveertig jaar aanvoerder van Hawkwind – nog steeds als Hawkwind optreedt, deed ons op voorhand al een beetje fronsen. Maar goed, in het verleden stond John Garcia op Roadburn met Garcia Plays Kyuss en dat was volgens zij die er bij waren ook goed vertier. Tijdens het eerste kwartier klonken Psychedelic Warlods dus absoluut nergens naar. Een coverband op slappe beentjes, als we op onze notities mogen afgaan. Blijkbaar werd gemikt op een historische reconstructie van de live-plaat, compleet met een vliegenier die om de paar songs kwam filosoferen over de stand van zaken in de verkenning van outer space. Zanger Radio Ray maakte er dan weer een sport van om driekwart van de tijd ofwel een vliegtuig te imiteren, ofwel op zijn dwarsfluit onhoorbare solo’s te spelen. Het hele tafereel deed ons bij wijlen denken aan het recreatie-fenomeen, waarbij historische veldslagen worden nagespeeld. Pijnlijke boel, dus, maar als je – tussen de toneeltjes door – je ogen dichtkneep moest je wél toegeven dat de riffs nog steeds overeind blijven. En al bij al is dat nog steeds waar het op Roadburn om draait, toch?