John Vanderslice blijft al jaren stug in de marge zomerse popplaatjes maken, die altijd wel een paar goede nummers hebben, maar nooit aanslaan. Ook niet bij ons. HEt grote probleem is dat Vanderslice een uitstekende producer is en dus weet hoe hij songs goed kan laten klinken, maar dat hij geen idee heeft hoe hij een goede popsong schrijft. Hij propt zijn nummers dan ook barstenvol uitstekend geproduceerde instrumenten, maar verliest gaandeweg zijn concentratie en komt dan met een song aanzetten die vooral blijft meanderen, maar niet toewerkt naar een climax, waardoor je dus als luisteraar ook gaandeweg de interesse verliest. Hij moet op dat vlak de duimen leggen voor iemand als Sufjan Stevens, die ook veel aandacht schenkt aan productie, maar die tussendoor ook nog eens goede songs schrijft. Ook op ‘White Wilderness’ is de productie uitstekend, hoewel Vanderslice op deze plaat zelf de knoppen niet heeft aangeraakt. In de plaats daarvan heeft hij de hulp ingeroepen van The Magik*Magik Orchestra. We horen echo’s van Elliott Smith, Grandaddy en ook wel Midlake, maar op geen enkel moment voelen we ook maar iets van ontroering. En dat is wel een beetje jammer. Misschien dat het concept groeiplaat wel van toepassing is op de dingen die Vanderslice maakt, maar wij hebben er – übermodern als we zijn – het geduld niet voor. Helaas.