Birds Of Prey is wat een supergroep zou kunnen worden genoemd. Een hobbyproject ook van een stel stoere binken die hun sporen reeds verdiend hebben met bands als Alabama Thunderpussy, Burnt By The Sun, Discordance Axis, Beaten Back To Pure en zo nog een heel stel. Zeg maar Erik Larson en Dave Witte, aangevuld met enkele minder vooraanstaande figuren. Geen keyboards, geen breakdowns, geen pretentie of onzin, old school death metal zou het worden en dat is het ook. Tien nummers in zesendertig minuten lang. Tot in de titels toe, met als voorbeelden Buttfucked With A Shotgun Barrell en The Old Lady Rots, roept de band de gloriedagen van het genre op. Jammer eigenlijk dat Birds Of Prey door de middelmatige tracks een beetje aan hun doel voorbijschieten. De heren zullen zich wellicht rot geamuseerd hebben, wij jammer genoeg niet echt. De lieflijke klassieke intro die Noctambulant van de technische death metal groep Spawn Of Possession opent, zet ons eventjes op het verkeerde been. Maar het Zweedse vijftal ramt er voor de rest van de plaat behoorlijk op los, zonder genade. Bij momenten gaat de pedaal heel diep en vliegen de technisch virtuoos gespeelde riffs ons om de oren, om even nadien tot rustiger passages te evolueren. De diepe grunts van Jonas Renvaktar graven diep in de rocheldeath die de band brengt. Denk daarbij vooral aan het vroege werk van Cannibal Corpse. Pat OBrien van datzelfde Cannibal Corpse vervult een gastrol en de band toerde in 2004 met Spawn Of Possession in hun kielzog. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de sound een beetje gelijkaardig is geworden. Is dat erg? Neen, door de technisch superieur gebrachte death blijven we schoon tot op het einde van de schijf bij de les. Noctambulant is gewoon een schitterende zomerplaat. (www.neurotic-records.com)
Het Brugse After All moet het eerder hebben van een stevige portie trashmetal. Snelheid, ijzersterke riffs en melodieuze stukken vormen samen compacte nummers waarbij de zang van Piet Focroul de aandacht weet vast te houden, ook op de momenten dat hij zich aan propere zang waagt. De vijf heren hebben de laatste jaren al heel wat podiumervaring opgedaan tijdens Europese tournees met helden als Overkill, Prong, Anthrax, Candlemass, Destruction en zelfs King Diamond, die allemaal hun invloed hebben gehad op het geluid van After All. Het vele spelen heeft de band zeker geen windeieren gelegd. Technisch zijn ze er een stuk op vooruitgegaan en ook de opbouw van de nummers is prima. De plaat straalt ei zo na een livefeel uit, en dat is een prestatie die wellicht toe te schrijven is aan de productie van Fredril Nordström, die voordien al werkte met In Flames, Soilwork en Arch Enemy. Het Zwitserse Gurd is inmiddels al aan zijn achtste cd toe. Ook nu weer slagen ze er niet in om echt brokken te maken, al zit het merendeel van de nummers best goed in elkaar en horen we slechts snuifjes nu-metal doorheen een anders lekker potje stevige metal die soms wat weg heeft van Prong in zijn latere periode of nog Machinehead. Vooral op de eerste helft van de plaat wordt er bezield gemusiceerd door het kwartet, waarna de boel helemaal in elkaar zakt. Daar doet een volledig overbodige cover van Black Sabbath-klassieker Children Of The Grave natuurlijk ook geen goed aan. Het instrumentaaltje The Prelude gaat vooraf aan de goed doorraggende afsluiter The Storm die het eerder van death metal moet hebben. De pose die de vier heren echter op de bandfoto aannemen, als Queen ten tijde van Bohemian Rapsody doet onze wenkbrauwen fronsen. Dergelijke pretentie hadden we niet van dit kwartet verwacht, zeker gezien een al bij al toch behoorlijk zwakke nieuwe plaat.