Er zijn mensen die Michael Gira nog steeds associëren met gitzwarte, doomy zware gitaren en mokerdrums. Zij kennen hun popgeschiedenis, maar zijn qua heden hopeloos achterop. Twintig jaar geleden al ging Gira op zoek naar nieuwe multidimensionelere – paden voor zijn Swans. Vandaag heeft Gira niets aan intensiteit ingeboet. Ravenzwart is nog steeds de basistoon in zijn songs, maar de randen van zijn palet kleuren steeds vaker in een bizar multicolor. Net als de bizarre hoes van We Are Him, trouwens: kinky sprookjesdieren hond in lederhosen, politiepoes mét knuppel poseren allerschattigst. Twee duimen hemelswaarts overigens voor de ontwerper van de Young God-hoezen want ook de verderop besproken Akron/Family is een aanmoediging voor ouderwets platenbazaarbezoek. Maar Gira heeft ergens onderweg dus duidelijk een loutering of 22 meegemaakt. We Are Him is zijn vijfde plaat als Angels of Light en net als op de voorganger Sing Other People zijn de kwikzilveren wonderboys van Akron/Family persoonlijke protegés van Gira, de man heeft een neus voor nog niet geëxploiteerd talent hier ook weer de studioband. Ter aanvulling van die eerste sessies pleegde Gira enkele telefoontjes naar mannen en vrouwen in wie hij een waardevolle bijdrage vermoedde. Bill Rieflin, Larkin Grimm, Siobhan Duffy zeiden allemaal ja. Het resultaat ligt nu in de winkel onder de titel We Are Him en is niets minder dan een aanrader. We Are Him staat ongeveer voor de helft vol zwaar aangezette repetitieve bluesriffs, gemuteerde appalachen-trance en giftig uitgespuwde fijne zinsneden als I am the god of this fucking land. De andere helft van de plaat bestaat uit rustigere of zelfs vrolijke liedjes. Maar dat gaat alleen op voor het tempo: ook de vrolijke liedjes op het albumhebben venijnige scherpe randjes. Sunflowers Here To Stay heeft alles een padapapa-koor vol lieve vrouwenstemmen, een melodie die met geen laser uit je hersens te branden valt om een internationale kinderhit te worden. Giras grafstem houdt het echter ook voor de twaalfplussers onder ons interessant. Zelfs in een nummer als The Man We Left Behind in wezen nochtans een onschuldig countrywalsje klinkt Giras zang als een kloppende zweer: ingehouden en beheerst, maar dat de uitbarsting komen zal, staat vast; en het zal geen pretty sight zijn, maar een pussfest van jewelste. Giras backingband dan, want die hebben óók een nieuwe plaat uit. Akron/Family zijn jongens van hun tijd: hun referentiekader is dusdanig breed free improv, wereldmuziek, sixties-closeharmonypop, blokfluitbarok en Indische drones – dat ze voor hetzelfde geld en met een beetje minder goede smaak bij een kruising tussen Kula Shaker en Mahavishnu Orchestra hadden kunnen uitkomen. Niét dus: Love Is Simple hun officiële tweede, maar er was ook nog een splitalbum met Angels of Light én een ep – verenigt alle voornoemde en nog veel meer invloeden zonder dat je één moment de indruk hebt dat er iets niet klopt. Dat ze al die invloeden nooit tegelijkertìjd trachten te laten horen, zal daar ongetwijfeld bij helpen. Love Is Simple is een plaat in bewegingen: meerdere liedjes worden aan elkaar geregen tot één grote suite. Het kan best zijn dat zon liedje begint met een door drank en drugs aangetaste krishnabeat, om via een pastoraal bruggetje (kompleet met tsjilpende mezen) op Planeet Beefheart te landen. Vaak valt alles overigens pas met de outro op zn juiste plaats. Love Is Simple is ook een bijzonder wárm klinkende plaat. Het Lexie Mountain Boys-koor – géén boys, wél Scala met schaamhaar verdient dan ook een bijzondere vermelding voor vocale verdienste. Theres so many colors without the dirty windows: de Lexie Mountain Boys blijven het herhalen tot we ze nog gaan geloven ook: strontvervelend én bloedmooi. Faut le faire.