Gehavend stond ik in de keuken, wreef de slapers uit mijn ogen, haatte mezelf voor een teveel aan discipline en besliste om voor eeuwig een solitair leven aan te hangen. Slaapmoe ben ik. Wil iedereen me met rust laten? Dertig worden was niets. Een mailbox openen, dat veranderde pas alles. Muziek met een randje, zo heette de koptitel in een stuk over het Haarlemse Narrominded. Ik heb het artikel nog eens gelezen, alvorens ik van Vlokken smaakvol geproefd heb. Mijn koffie was flets en koud, maar aan Vlokken had ik een vol ontbijt. Ik struinde door Grauwsluier en Knikkeren heen. Ik hield mijn hoofd recht, na Vlokken besliste ik om door de binnenstad te gaan wandelen op zoek naar niets, naar lucht, liefde en leegte. Het recept van Vlokken is gekend: knisperende elektronica, glitch, een halve pianoriedel klinkt, een zwalpende melodie loopt vast, duikt onder en vervliegt. Er zitten weinig scherpe randjes aan Vlokken. Je wordt niet gesneden, wel ontroert. Vlokken straalt maturiteit uit. Ik bewonder het vakmanschap van Lars Meijer en Coen Polack en de richting die ze volgen. Je hoort de echo’s en de referenties doorklinken, van Fennesz en Wixel tot de cheezy pianoplaten van hun ouders. Toch slagen ze er in om wars van alles een eigen koers te varen. Vlokken is glinsterend en vol, gevormd en integer, een plaat om te koesteren.