Een nieuwe lading Hubro, da’s een nieuwe duik in de Noorse experimentele muziek.
Honoré is een veelvraat, die niet alleen muzikant is, maar tevens componist, schrijver, geluidsknutselaar en producer. Hij werkte samen met hele grote namen als Brian Eno, David Sylvian en Jon Hassell en uiteraard met het kruim van de Noorse scene, waarvan velen al platen uitbrachten, of er minstens aan meewerkten, op Hubro.
Honoré hanteert voor zijn eigen werk bij voorkeur het systeem dat hij ook al hanteerde tijdens het mee door hem op poten gezette Punkt Festival. Dat houdt in dat hij concerten die net zijn afgelopen, meteen in de remixmolen gooit en er via improvisatie en sampletechnieken eigen composities mee creërt.
Op drie van de acht nummers laat hij een grote inbreng van stemkunstenares Sidsel Endresen toe, die het bevreemdende karakter van de nummers extra in de verf zet.
Honoré maakt van een performance van Stian Westerhus het intrigerende ‘Procession’, maar vergeet dat zijn eigen stem in afsluiter ‘The Park’ de bezwering ietwat teniet doet.
Nils Økland heeft voor de opvolger van ‘Kjølvatn’ (ECM), waar hij met dezelfde mensen musiceerde als op ‘Lysning’ (Rolf-Erik Nystrom, blazers; Sigbjørn Apeland, harmonium; Hakon Mørch Stene, percussie, gitaar en Mats Eilertsen, bass), besloten om hen niet puur zijn eigen muziek te laten uitvoeren, maar het album als een echt groepswerk op te vatten.
Eentje dat alle ingrediënten van zijn lange carrière met elkaar verenigt. Die behelst net zo goed jazz, improvisatie, folk, arty neoklassiek tot, teruggaande in de tijd, barokke muziek. Zelf speelt hij uiteraard viool en een Hardanger fiddle, die, al zijn ze prominent aanwezig, toch niet zomaar de hoofdrol op zich nemen.
Het uiteindelijke resultaat is een uitmuntende neoklassieke luistertrip annex kamermuziek die ons in het hoofd katapulteert naar de paleizen van Versailles.
De gitarist en componist Kim Myhr ging aan de slag met Ingar Zach (percussie, elektronica, snaren), Hans Hulbaekmo (handpercussie) en niet onbelangrijk, drummer en percussionist Tony Buck (The Necks, Peril). Myhr neemt duidelijk de leiding in de twee lange stukken (‘A’ en ‘B’ genaamd), terwijl het overige trio zich inhoudt, luistert en ten dienste stelt.
Bezwerende herhalingen die bijna verworden tot drones zijn het. We zouden Aidan Baker aanraden om met Myrh eens een improvisatiesetje te spelen. Gegarandeerd wondermooi.