In de grauwe tijden tussen september 1980 en maart 1981 wordt onder de naam Ultra een reeks concerten georganiseerd in de Oktopus te Amsterdam. Het betekent de start van Ultra: de Nederlandse postpunkbeweging, een kortstondige periode van hoekige experimenteerdrift door onder andere kunstpunkers Tox Modell, Nasmak, Mekanik Kommando en Soviet Sex terwijl het land zucht onder de dreiging van de Koude Oorlog en kruisraketten. Ultra verdwijnt te snel, net zoals Tox Modell en de rest. Gitaristen André Bach en Mark Tegefoss gaan door als Tecnoville, brengen één album uit en richten ergens in deze periode ook Det Wiehl op, een hysterisch proces van gitaar naar elektronica. Het is een van de experimentele uitwassen van de beweging die voornamelijk werd gedomineerd door vierkante postpunk zonder de overheersing van machines. Het duo blijft opnemen en koerst de jaren 1990 door op Staalplaat, om ondertussen te worden ontdekt door de Japans-Nederlandse choreograaf en danser Shusaku Takeuchi. Bach en Tegefoss zijn sindsdien betrokken bij de muzikale omlijsting van vele voorstellingen. Op Trilogy is een greep te horen uit de periode 2000-2002. Van het kraakpand tot de high society van het danstheater, het geluid heeft nooit aan eigenwijsheid ingeboet. De gitaren zijn verdwenen, eigengereide ambient met een twist is de vorm van nu. Het vakje ambient kan het geluid nauwelijks dekken, daarvoor is het allemaal te gecompliceerd. Stukken worden opgebouwd en afgebroken door flarden van zangspelen, schurende bassen, samples en gekkigheid met een dreigende ondertoon. Det Wiehl levert een prachtwerk af, mandaat voor ieder met een hart voor Kreng. Al is het geluid tien jaar oud. En verder terugkijkend in de geschiedenis is het eigenlijk merkwaardig waarom Ultra zo lang verborgen is gebleven. Postpunk was een wereldwijd fenomeen. Maar onze muzikale identiteit buiten TopPop om zijn we blijkbaar vergeten. Het lange wachten wordt gelukkig beloond. De grote Ultra-revival is op komst. Niets blijft onontdekt.