SubArachnoid Space uit San Francisco is geen onbekende voor wie al eens een plaatje vol psychedelische acidjams durft op te zetten. Drie leden die zo’n acht jaar geleden (in 1998 dus) tot de kern van die band behoorden, namen deel aan een sessie in het repetitiekot genaamd Room 13 om er een avond vol muzikale vrijheid te beleven. Zoals gewoonlijk werden er opnames gemaakt, maar zoals dat met benevelde koppen al eens durft te gebeuren, raakten die opnames zoek en vergeten. Recentelijk doken ze weer op en krijgen ze eindelijk de opgewaardeerde aandacht die ze, aan deze plaat te horen, zeker verdienden. Mason James, Melynda Jackson en Chris Van Huffle werden bijgestaan door ex-lid Jason Stein en gitaarmartelaar en lawaaimaker tout court Geoff Walker, die gewoonlijk onder de noemer Gravitar (check hun catalogus en laat u omver blazen!) naar buiten treedt. Commercieel gezien zou de aloude groepsnaam SubArachnoid Space misschien verstandiger zijn, maar daar doen noch label noch deze muzikanten aan mee. Zeven nummers, hier Phase I-VII genoemd, leiden ons door de wondere wereld van de vrij geïmproviseerde psychedelica. Het volledige palet wordt bestreken: freewheelende psych, (horror-)filmische soundscapes, experimenteel aandoende (kraut-)rock, tot onheilspellende noisy chaos waaraan Walker allicht schuldig is. Afgesloten wordt er met een elf minuten durende dronetrack die in de studio werd ineengeknutseld van de resterende opnames. Op geen enkel moment gedurende deze trip krijg je de indruk dat hier uit de losse pols wordt gemusiceerd, zo vet, bevreemdend en gedetailleerd wordt hier samengespeeld. Een schitterende plaat voor heel verre breinreizen. De twee stukken op ‘Luggage’ zijn van een compleet ander kaliber. Het zijn twee duo-improvisaties waarin Bob Marsh centraal staat. De titel verwijst naar The Luggage Store Gallery in San Francisco, een plaats waar al vijftien jaar elke week plaats wordt gemaakt voor avant-garde concerten, wellicht een wereldunicum. Marsh, die ondermeer ook speelt bij Emergency String Quartet, speelt het liefst samen met mensen die net als hijzelf geobsedeerd zijn door het samenspel van klanken met de toevallige ruimte waarin die klanken worden geproduceerd. In het eerste stuk, dat net geen drie kwartier duurt, speelt hij samen met celliste en stemartieste Theresa Wong. Wang zelf stelt alles in vraag, zowel zichzelf, haar improvisaties, haar performance en beeldende en auditieve kunst in het algemeen. Het duo vindt elkaar dan ook in een voortdurende in-vraagstelling en creëert een intrigerend stuk geïmproviseerde muziek. Het tweede stuk, een duo met sopraansaxofonist Bryan Eubanks, gaat uit van dezelfde premisse, maar de schelle saxtonen die Eubanks genereert zorgen voor een uitermate enerverend stuk muziek. Hij is dan ook vooral geïnteresseerd in de effecten van feedback en open circuit elektronica, wat hem tot een gedroomde tegenspeler voor Marsh maakt. Marsh, oorspronkelijk afkomstig uit Detroit maar tien jaar resident geweest in Chicago alwaar hij met iedereen van enige betekenis in de improvisatiescène speelde, kan na deze cd nog twee muzikanten aan zijn ellenlange lijst van samenwerkingen toevoegen. De soloplaat van saxofonist Jack Wright vraagt een net zo open geest. Zijn intense spel, zeven stukken die in de afgelopen vijftien jaar ontstonden en die hij nu eindelijk zelf voldoende kan appreciëren om ze op cd te laten uitbrengen, dwingt de luisteraar om aandachtig bij de les te blijven. Zeker de emotionaliteit van zijn spel dwingt bewondering af en doet wat denken aan het solowerk van Lol Coxhill, al is Wright’s spel iets secuurder en meestal een stuk meer ingetogen. Sinds 1998 had hij deze stukken niet meer gespeeld, omdat hij er geen verbondenheid meer mee voelde, het was alsof deze stukken door een alien werden gebracht. Deze eersteling in een nieuwe reeks rond avant-garde die het label Last Visible Dog opstart, is in elk geval een voltreffer, en zeker niet alleen voor degenen die ook ander werk van Wright kennen. Recente opnames met trompettist Tom Diji, percussionist Tim Feeney en saxofonist Bhob Rainey (‘Road Signs’ op Soul On Rice, de opvolger voor Wright’s eigen ‘Signs Of Life’ op SGM) en de plaat ‘Truant Runts’ met Michael Johnson (zaag en elektronica, op Sprout) zijn voer voor verdere exploratie in de wondere wereld genaamd Wright-improvisatie.