Na Panda Bear (1998), Young Prayer (2004) en Person Pitch (2007) is deze Tomboy soloplaat nummer vier voor Noah Panda Bear Lennox. Animal Collective-maatje Avey Tare (David Portner) bracht onlangs met Down There nog een donkerzwarte plaat uit. Van donkere doemgedachten heeft Lennox duidelijk minder problemen: op Tomboy trekt hij de ijle, pastelkleurige lijn van Person Pitch door. Tomboy is alleen niet de instant-klassieker die Person Pitch wél was. De koorzang is nog een stuk dieper in de psychedelische saus gedoopt en de grondtoon schippert tussen extase en meditatie. Dit keer echter géén epische songs van twaalf minuten: de liedjes op Tomboy zijn een stuk beknopter, maar ook abstracter dan de uit samples opgetrokken feelgood-grooves van Person Pitch. Bovendien legt Lennox zijn zanglijnen zo gecondenseerd neer, dat Tomboy bij eerste beluisteringen een zéér zware opdracht was, waar we kop noch staart aan kregen. Vanaf de derde luisterbeurt kregen we vat op de plaat en vonden we ijkpunten. Surfers Hymn, bijvoorbeeld, dat het California sunshine-elan van Person Pitch verder doortrekt als Panda Bear nog luchtiger wordt, gaan we m binnenkort in een fles moeten bewaren. Of Slow Motion dat, hinkend op een mank hiphopritme, zowaar aan Gorillaz doet denken. Opvallendste track is echter Drone, waarin bijzonder lange stemuithalen, die nét niet overgaan in circular breathing, zich verstrengelen in een oersimpele synthdrone. Maar hoe minimalistisch de arrangementen soms ook zijn, nooit gaat Lennox vocaal voor minder dan het absolute maximum. Door de veelvuldige overdubs, in dikke lagen galm, is het dan ook moeilijk om de teksten te begrijpen. Ongetwijfeld met opzet. Wie Tomboy een paar luisterbeurten gunt in tijden van iPod-playlists geen vanzelfsprekende zaak krijgt na een moeizame kennismaking toch nog een plaat als een comfortabele hangmat.