Met de geremasterde en gegroepeerde heruitgave van de 1995-1996 trilogie Where The Long Shadows Fall, All The Pretty Little Horses en The Stars Are Marching Sadly Home, gunt David Tibet ons een verbijsterende inkijk in zowel zijn religieuze obsessies (zie GC 76) als zijn kindertijd. Het eerste deel is opgebouwd rond een treurige loop van de castraat Alessandro Morechi, die het opneemt tegen vertraagde geluiden, belletjes en drones. Met de verpletterende woorden Why Cant We All Just Walk Away, lijkt John Balance zijn eigen doodsval te voorspellen. All The Pretty Little Horses is iets lichter op de hand door het invoegen van enkele folkdeuntjes, al is de vrolijkheid van bedrieglijke aard. De grens tussen een wiegeliedje en een de start van een nachtmerrie is dun (zeker wanneer een zekere Nick Cave de vocalen voor zijn rekening neemt); en er zijn onbezorgde kinderstemmetjes die aan hun eind komen op de bodem van een vijver. Andere stukken bevatten de vertouwde collages van drones, cimbalen, bijbelcitaten en religieuze gezangen. Het einde van de kindertijd, het begin van de volwassenheid en de onvermijdelijkheid van de dood worden daarbovenop nog tegen het licht van het patripassianisme (er is geen onderscheid tussen Christus en God, dus heeft de mens God gekruisigd, en al wat we nu meemaken is eigenlijk Gods lijden) gehouden, wat het geheel een mythische onheilspellendheid (sic) geeft. In het sluitstuk wordt een gedesillusioneerde monoloog van Tibet gedragen door nog meer vertraagde fragmenten uit Where The Long Shadows Fall en een geluid dat zich nog het best laat omschrijven als het krakende geraamte van een scheepswrak. Folkzangeres Shirley Collins brengt op haar beurt een versie van All The Pretty little Horses en een afsluitend kinderstemmetje verwekt wat ijdele hoop. De cd-trilogie is verpakt in een digipack met het bekende rommelmarktschilderij van een huilend meisje, en binnenin vinden we een uitgebreid tekstboekje, schilderijen van de waanzinnige kattenliefhebber Louis Wain, en kindfotos van alle artiesten.