Thot is al sinds 2005 Grégoire Fray. Hij was zo snugger om zijn muziek zelf van een etiket te voorzien: vegetal noise music. Naar analogie daarmee heten zijn fans vegetal noise lovers. Zo, het kind heeft een naam en het journaille moet geen hokje meer zoeken. Toch vinden we er eentje, eentje dat zelfs heel erg voor de hand ligt: industrial aandoende rock namelijk. En weinig hedendaags bovendoen. De meeste nummers op deze plaat klinken té vertrouwd in de oren, en dat is niet omdat we Thot en zijn muziek reeds vooraf kenden. We horen veel invloed van The Cure in bijvoorbeeld ‘Dédale” en een industrieel aandoende versie ervan in het titelnummer. Het ligt natuurlijk ook een beetje aan de stem van Fray. Hij probeert wel wat te schreeuwen of te zingen om zich te onderscheiden, maar echt lukken doet het niet. De meeste nummers huppelen bovendien op meerdere beentjes, waardoor het al snel een beetje té chaotisch gaat worden. Alsof Thot te veel genres wil beoefenen, ze allemaal een plaatsje wil geven maar uiteindelijk verdwaald raakt in zijn eigen geharrewar. Op het podium wordt hij bijgestaan door Gil de Chevigné (drums, elektronica), Hugues Peeters (piano, keyboard), Julien Forthomme (bas, keyboard) en scenografe Arielle Moens (videoprojecties, zang). Voor de plaat worden ze vriendelijk bedankt. Fray doet het liever allemaal zelf. Hij huurde Magnus Lindberg (Cult Of Luna) in voor het maken van een grootsteedse mix. Daarin is de Zweed zeker gelukt. Lindberg heeft zijn uiterste best gedaan om er een coherent geheel van te malen, en is daar behoorlijk in gelukt.