‘Straus Park’ is PB gronda’s tweede leven als schrijver. Dat zijn geen dure woorden van een recensent die zijn onkunde zo goed mogelijk probeert te verbergen, maar wel van de schrijver zelf, die zijn drie vorige romans ‘Nemen we dan samen afscheid van de liefde’, ‘Kentucky, mijn land’ en ‘Onder vrienden’ nu beschouwt als vingeroefeningen. Nochtans was die laatste een vilein (en hilarisch) boek over dertigers. In ‘Straus Park’ ziet Gronda het grootser: in deel 1 maken we kennis met Amos Grossman aan de hand van zijn liefdes. Grossman is een rijke twintiger waarvan de ouders plots sterven. Hij blijft met een heleboel geld achter, maar het leven zelf krijgt hij niet onder controle. Gronda schotelt ons door-en-door Amerikaanse literatuur en kan soms zijn voorbeelden als Richard Yates en misschien ook wel Fitzgerald moeilijk verbergen. Vooral in het begin lijkt Gronda te veel indruk te willen maken en schiet hij daardoor te ver door in een gekunsteld taaltje dat nog het meest van al op een gewrongen vertaling lijkt. Gelukkig wordt het al snel beter. De jonge Belgische auteur is op zijn best als hij zijn personages met elkaar in gesprek laat gaan, en hij de beschrijving gaandeweg compacter maakt. Als hij halverwege het boek overschakelt naar het verhaal van grootmoeder Charlotte, die als ondergedoken Jood in Amsterdam probeert te overleven en dat ten koste doet van haar eigen vrienden, wordt Gronda echt goed en krijgt hij zijn eigen stem. De ware apotheose zit eigenlijk in deel drie, wanneer alles samenkomt en er een ontnuchterend einde aan het geheel wordt geknoopt. Gronda is een veelbelovend schrijver, maar ‘Straus Park’ is nog niet zijn meesterwerk. Daarvoor zijn de personages nog net iets te afstandelijk en probeert Gronda te veel zijn internationale ambitie waar te maken. Nu, niets mis met ambitie. Wedden dat het de volgende keer wel helemaal raak is?