S/t

Het nog jonge Hubro-label heeft al een mooi parcours afgelegd tijdens het op de kaart zetten van Noorse jazz en improvisatie. Die kampt nog altijd met het clichébeeld van sopraansaxofonist Jan Garbarek die een eenzame serenade speelt aan een winderige kustlijn, maar heeft duidelijk meer in de aanbieding, zoals de steeds sterkere afvaardiging op buitenlandse festivals en een resem indrukwekkende releases (met het recent verschenen ‘Didymoi Dreams’ van Sidsel Endresen en Stian Westerhus op kop) duidelijk maken. Hoewel de link met het Noorse erfgoed overduidelijk is in deze drie releases, is het stilistische en emotionele bereik heel wat breder dan dat. Het meest ongebruikelijke album is ongetwijfeld dat van het trio 1982 (Nils Økland, Sigbjørn Apeland en Øyvind Skarbø) met de Britse pedal steel-speler BJ Cole (ooit nog terug te vinden aan de zijde van Sting, Brian Eno én David Sylvian). De muziek werd volledig geïmproviseerd in de loop van één dag en krijgt door het samengaan van Hardanger fiddle/viool, harmonium (een klassieker binnen de Noorse liturgische muziek), percussie en pedal steel meteen een rustiek en mijmerend karakter. Zorgt Cole voor een Americanatoets, dan voert het harmonium de muziek regelmatig naar droneterrein. De titelloze opener is het knapst en lijkt wel een variant te bieden op ‘The Straight Story’, maar dan in een ondergesneeuwde versie. De kortere stukken die erop volgen, werden duidelijk uit een groter geheel geknipt, maar houden het schimmige karakter van de muziek aan, ondanks uitjes richting kamermuziek en (vaag) rock-‘n-roll. Ietwat vergelijkbaar is ‘Bathymetric Modes’ van snarenkoning en sleutelfiguur binnen de Noorse avant-garde, Ivar Grydeland (Huntsville, Dans Les Arbres). Zijn album zet al evenzeer in op repetitieve, meer gestructureerde folk, met de nadruk op de imposante beheersing van de snarenfamilie (gitaar, banjo, pedal steel, mandoline, ukulele, zither), maar wordt ook extra ingekleurd met keyboards en de minisynthesizer tenori-on. Het knappe ‘Roll’ krijgt met een likje trombone wat extra charme, terwijl Dans Les Arbres-kompaan Xavier Charles klarinet bijdraagt aan ‘Bounce’ en allerhande geknisper en geratel in afsluitend hoogtepunt ‘Ping’. Pianotrio Moskus, drie jonge twintigers die elkaar ontmoetten aan het conservatorium van Trondheim, speelt het spelletje schijnbaar conventioneler (geen elektronica of vreemde instrumenten), maar al even persoonlijk. Pianiste Anja Lauvdal vermeldt onder meer Carla en Paul Bley als inspiratiebron, en het is de Europees geïnspireerde verwantschap met de avant-garde en kamermuziek van die laatste die hier ook het verschil maakt. Tussen al de bedwelmende schoonheid en verfijning, met de frisheid van de jeugd maar tegelijkertijd ook de gelooide maturiteit van meer ervaren rotten, zit de kracht van de liturgie en het roestige randje van de folk. Moskus balanceert voortdurend op de grens tussen filmische verbeelding en landelijke ingetogenheid, met voldoende prikkels om niet te vervallen in aaibaarheid en mooie smoeltjesmuziek. Wie de subtiele grooves en de eigenzinnige lyriek van het Esbjörn Svensson Trio mist, die krijgt hier een heel knap alternatief in de schoot geworpen. Samen met Pixel zet Moskus de deur open naar de toekomst van de classy fjordenjazz.

tekst:
Guy Peters
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!