Snotneuzenpunk is wat de Nox Boys op ons los laten. Niet pejoratief bedoeld, zeker niet. En ook niet dat de elf nummers op dit debuut geen ballen zouden hebben. Integendeel. Het gaat hier puur om de leeftijd van drie van de vier leden. Nauwelijks volgroeid zijn ze en ze attenderen allemaal dezelfde secundaire school (geboortejaar respectievelijk 1995, 1996, 1997). En dan zijn goede schoolrapporten de eerste prioriteit bij de ouders. Of vertrekken, zoals de eerste bassist, die naar de militaire school moest. En een oudje, Bob Powers (°1957) op de redelijk ongebruikelijke Melobar steel gitaar, die net zo goed de pa zou kunnen zijn van de rest. Met zijn vieren brouwen ze een potje oerdegelijke garagepunk. Ze gooien invloeden uit het genre van diverse decennia samen en maken er een fris geheel van. Powers ontmoette frontman Zack, inviteerde zijn eigen neefje en drummer Sam, en huidig bassist Zach Stadtlander zit gewoon op dezelfde school als de rest. Het vertrek van de oorspronkelijke bassist leidde tot ‘Military School’, en zo vinden wel meer dagelijkse gebeurtenissen en beslommeringen hun weg naar de lyriek van Zach. Michael Kastelic, zanger van de legendarische band The Cynics en eveneens woonachtig in Pittsburg, zag Nox Boys spelen en hoefde geen moeite te doen om medeCynicsman en beheerder van Get Hip Gregg Kostelich te overtuigen om deze jonge snaken te tekenen. Hij speelde zelfs een stukje mee op het eerder genoemde ‘Military School’. Jim Diamond (White Stripes, Dirtbombs) deed de productie, dus er kon niets misgaan bij dit debuut. En dat doet het ook niet. Teenage angst filled r’n’r is een onvertaalbare omschrijving voor prachtliedjes als ‘Desperate Girl’, ‘I Don’t Care Anymore’ en ‘Save Me’. Jong, hip, daadkrachtig, energiek en stoom afblazend, het zijn de Nox Boys. Onthouden die naam.