S/t

Het trio Kapok is een betrekkelijk nieuwe ster aan het Nederlandse jazzfirmament, eentje met een afwijkend geluid. Dat is voornamelijk afkomstig uit de hoorn van Morris Kliphuis. Dat mag je uniek noemen. Als de hoorn al eerder in de jazz is ingezet als solo-instrument, dan is het hoogst zeldzaam. Ongeveer zo zeldzaam als de doedelzak, om maar wat te noemen. Het doet denken aan de trombone, al is het geluid doorgaans ronder en kan de hoorn feller schetteren. Maar er is geen handig hulpstuk als een schuif, dus alle tonen moeten komen uit lipspanning en drie ventielen. Dat vergt een goede beheersing, en Kliphuis bezit die in hoge mate. Maar het bijzondere geluid is evenzeer afkomstig van gitarist Timon Koomen en drummer Remco Menting, die allebei met overduidelijk plezier allerlei muzikale ontploffingen op touw zetten. De tweede cd van dit drietal, met een gepast gevoel voor eenvoud ‘Kapok’ getiteld, staat vol voorbeelden van een onorthodoxe aanpak. Kapok laat zich weinig gelegen liggen aan conventionele begrenzingen van de jazz. Soms klinkt het trio poppy, soms uitgesproken klassiek, zoals in het kalme en weidse begin van ‘Arcadia’, waarin Kliphuis laat horen hoe mooi hij kan spelen – een melodie die hij in alle rust uitrolt, maar later ook venijnige staccatotonen. Tegen het slot laat hij zijn instrument ook vraagtekens blazen. Hij mag dan een blikvanger zijn, zijn maten doen qua inventiviteit en kundigheid niet voor hem onder. Dat blijkt wel uit het duet van gitaar en hoorn in het afsluitende ‘The Long Way Home’. De twee lopen exact gelijk op, terwijl Remco Menting verrassende accenten toevoegt op zijn drumstel, of met snelle slagen het tempo aanscherpt. Kapok heeft al heel wat positieve reacties over zich heen gehad. Daar heb ik nu de mijne aan toegevoegd. Ik kan niet anders: ze verdienen het.

tekst:
René van Peer
beeld:
Kapok_Kapok
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!