Het maken van drones is een oefening in beperking en tegelijk een verkenning van de eindeloze rijkdom van de aard van het geluid. Orphax maakt al jarenlang eigenlijk niets anders dan drones, maar slaagt er toch in iedere keer net iets andere aspecten van de aanhoudende toon te onderzoeken. Thema’s of melodieën zijn doorgaans ver te zoeken in het veld van pure drones, maar ‘Somniātōrēs’ (Latijn voor ‘dromers’) heeft toch iets van een melodisch of harmonisch gevoel (veel meer dan bijvoorbeeld ‘2.20’, Orphax’ laatste volwaardige album, dat meer ging over textuur en progressie).
Een uur lang golft een warme, gedempte toon langzaam op en neer, zwelt aan en gaat weer liggen, valt soms bijna stil, maar nooit helemaal. Boven op die modulerende beweging wordt het geluid gefilterd, zodat er soms een heldere glimp opduikt. Net onder het oppervlak bewegen andere geluiden waarvan je alleen de contouren hoort, als schimmen onder water. Na een tijdje duikt er zacht geknisper op, meedeinend op de grondtonen, kleine details in contrast met de langgerekte tonen. Het is ambient zoals Brian Eno het beschreef: muziek die luisteren op verschillende niveaus mogelijk maakt, zonder dat een er zich opdringt; en die interessant is, terwijl je ook kan vergeten dat het aan staat. Vergelijken is hopeloos voor muziek waar de verschillen vaak in de details zitten, maar ‘Somniātōrēs’ zweeft ergens tussen Eleh met variatie, William Basinski’s ‘Silent Night’ en een uitgedunde How To Disapper Completely in.
Het is niet hoe mijn dromen klinken (als ze zouden klinken, zou het als doelloze collagemuziek zijn), maar ik zou zo nu en dan een droom als ‘Somniātōrēs’ wel op prijs stellen: ontspannen, zwevend, wijds, eindeloos.