Ooit begon Jim O’Rourke als componist van langdurige minimale stukken waarin omgevingsopnamen en het spel van musici zachtjes tegen elkaar opwogen. Gekleed in een soort laboratoriumjas onderwierp hij in solo-concerten zijn elektrische gitaar, die als willoos slachtoffer plat op een tafeltje lag, aan een diepgaand en stevig uitversterkt onderzoek met vorken, messen en andere objecten. Hij maakte naam als producer, sloot zich bij Sonic Youth aan, waardoor hij meer in de schijnwerpers kwam te staan. Tegenwoordig is hij, vanuit Tokio, actief in een onstuitbaar speed-impro trio met drummer Oren Ambarchi en gitarist Keiji Haino, en in een flink aantal losvaste combinaties en improviserende gelegenheidsduo’s. Maar hij maakt ook plaatjes met liedjes, zoals het recente ‘Simple Songs’. Daarop wordt hij bijgestaan door een keur aan muzikanten uit zijn nieuwe vaderland. Het zijn inderdaad liedjes, maar zo eenvoudig als de titel voorgeeft zijn ze niet. Het is te horen dat O’Rourke alle kneepjes van het producersvak in zijn vingers heeft. Alle nummers klinken fantastisch, afgewogen, kraakhelder. Maar je zou zweren dat hij wat platen van Genesis van veertig jaar terug door zijn oren heeft laten zweven. Hetzelfde instrumentale gewicht. Het geluid van de gitaren komt sterk overeen. O’Rourke probeert in zijn zang zelfs in de buurt te komen van Peter Gabriel, maar mist diens expressieve drang. En zo helpt hij ‘Simple Songs’ onderuit. Op ‘I’m Happy and I’m Singing and a 1, 2, 3, 4’ uit 2001 stak hij tenminste nog de draak met zichzelf. Dat mis je helemaal in deze eenvoudige, maar toch wat zware liedjes.