Wij begonnen onze zaterdag met een lesje in inefficiëntie door de Nederlandse Spoorwegen. Als het aan de NS had gelegen had hier slechts een heel kort verslagje gestaan, want onze trein strandde in Breda. Geen nood: de NS had bussen voorzien. Voor elke bus die de NS liet aankomen, stroomden er tientallen gegadigden uit het station. Wij hadden allang de hoop opgegeven om nog tijdig in Tilburg te geraken, maar toen dook daar plots een Gonzo-oudgediende uit de massa op. Samen met een Australische Roadburner en een jongen met twee grote boeketten bloemen onder de armen highjacken we een taxi, die ons in geen tijd naar Tilburg rockcity voert. Te laat voor The Ocean, Black Magician en Monomyth, maar wél nog net op tijd om een stukje Alcest mee te pikken.
Neige (Stéphane Paut) van Alcest was artist in residence op deze Roadburn. Dat betekende dat de man niet alleen Alcest, maar ook met Lântlos en Les Discrets optrad. Alcest bracht vandaag hun meest recente plaat ‘Les Voyages de L’âme’. We weten dat het een beetje vloeken in de kerk is, maar wij vonden een deel van het materiaal nogal vlakjes. De beste tracks van Alcest snijden door merg en been, maar het deel van de show dat we zaterdag nog zagen (toegegeven, we zagen slechts een stuk) klonk bij momenten ontzettend mak. De groep ging nogal schools aan de slag: ongeïnspireerd drumwerk, gitaarmuren die netjes – laag per laag – opgebouwd werden, maar nergens écht wisten te beroeren, naar grunge gemodelleerde tokkels en akkoordenschema’s die tot in den treure herhaald werden. Monotoon in de minst positieve betekenis van het woord. Jammer, want onze korte passage gisteren bij Les Discrets had ons met hoge verwachtingen achtergelaten.
Goeie Belgen als we zijn (maar wél slechte Vlamingen, natuurlijk) toch maar eens onze neus proberen binnensteken bij de set van Raketkanon. Helaas stond Stage01 tot diep in de gang vol. Wat we u wél kunnen meegeven: ook in de gang van Stage01 kan een mens een aardig stukje gehoorschade oplopen. Gek genoeg vinden wij dat goed nieuws in een tijdsgewricht waarin de decibelregels in België aan het absurde grenzen.
Vervolgens op naar de Green Room voor Camera, het soort band waarbij een recensent geneigd is om uit goed fatsoen de term ‘krautrock’ al eens op zak te laten. Maar hey, het zijn Duitsers, ze spelen repetitief-hypnotiserende jams en alsof dat nog niet genoeg is, staan ze morgen samen met Michael Rother op de planken om Neu! te interpreteren. De groove – floortom en snare – is simpel en efficiënt. Wie naar de prog neigt, gruwt waarschijnlijk van de trage en hypnotiserende opbouw van de songs: bij Camera mag een idee gerust een halfuurtje rijpen. Het siert Roadburn dan ook dat een relatief kleine band als Camera gul 75 minuten kreeg toebedeeld. Wij waren alleszins méé op de trip. We ontwaarden echo’s van een band als Holy Fuck (minus de melodieën) – er werd bijvoorbeeld lustig geëxperimenteerd met het geluid van een op het podium aanwezige ventilator. Verder leert ons notitieboekje: “roadmuziek voor ruimtereizen”. Geen idee wie dat notitieboekje allemaal in handen heeft gehad, maar met deze omschrijving gaan we volledig akkoord.
Volgens hun website willen Wo Fat ‘crushingly heavy’ zijn, maar dan wel binnen de grenzen die Sabbath, Hendrix en ZZ Top hebben uitgezet. Het moet gezegd dat de band zich prima van die taak kwijtte. Het drietal zag er dan wel uit als een stel gezellige goedzakken, die je eerder achter een kingsize barbecuestel verwacht dan op het Roadburn-podium, dat neemt niet weg dat ze een uitstekende set stevige woestijnblues speelden. Niks vernieuwends, maar wél goed gedaan. Soms mag het op zaterdagnamiddag ook eens gewoon plezant zijn, toch?
De set van High On Fire viel donderdag nog plat op zijn gat, wegens té veel gitaarsolo’s die vooral op hyperkinetische vingeroefeningen leken en waarschijnlijk ook wel wegens het materiaal van het toen integraal gespeelde ‘The Art of Self Defense’, dat de test der tijd ook weer niet zo goed bleek te hebben doorstaan. Maar zoals afgsproken waren we op het appèl voor de herkansing en Matt Pike en kornuiten maakten het vandaag wél helemaal waar. Vandaag klonk High On Fire wél als de samenhangende oorlogsmachine die we hadden verhoopt: majestueus én furieus. En we kunnen het u meegeven: een hele Main Stage die ‘High On Fire! High On Fire! High On Fire!’ scandeert: het heeft nét dat ietsje meer cachet dan een halfleeg Beerschot-stadion dat ‘Vanoppen aan de galg’ piept.
Daarna op goed geluk naar Het Patronaat voor Forest Of stars: een concert dat ons weer deed beseffen dat we nog niet belezen genoeg zijn om sommige Roadburn acts helemààl juist te plaatsen. We leven om te leren, dus hebben we er even de Encyclopaedia Metallum op nageslagen. Forest Of Stars blijkt dus Psychedelic Black Metal te brengen. Het psychedelische element werd gevisualiseerd door een viool met paintbrushed regenboog-motief. Muzikaal werd er geëxperimenteerd met akoestische gitaren, maar ook met uitzinnige flipsynths en fluiten (uit diezelfde synths?). Het voor ons nogal moeilijk te plaatsen geheel bevatte zowel pastorale als uiterst vileine passages. Maar het was vooral frontman ‘Mister Curse’ die ons de stuipen op het lijf joeg. Meer bepaald in de passages waarbij hij niét zong, staarde de man op dusdanig akelige wijze de zaal in dat we ons telkens weer verscholen achter de rug van een twee meter hoge Australische beer. Dank u, meneer de beer.
Als je ergens drie dagen doorbrengt, komt er onvermijdelijk ook een dieptepunt. En ja hoor, bij onze korte passage op het nochtans met grote trom aangekondigde concert van Die Kreuzen sloeg de tristesse toe. Die Kreuzen – onlangs nog goed voor een vermelding in The Wire’s ‘Primer on US hardcore’ – stonden verdomme te spelen voor een bijna lege zaal. Naar we ergens lazen brachten ze het er zondagnamiddag in de kleinere Green Room wél goed van af, maar toen waren wij onze Afterburner aan het beleven in onze Antwerpse mini-stadstuin. Burgerlijk? Niks! Drugs planten om volgend jaar mee te nemen naar Roadburn? Guilty.
Roadburn is bij uitstek het festival waar bands en publiek versmelten. Zo koopt Kjetil Grutle van Enslaved zich elk jaar braafjes een ticket om toch maar op Roadburn te zijn, of hij er nu speelt of niet. Ook Stephen O’Malley zou jaarlijks in Tilburg opduiken. Zelf spotten we vrijdag Oren Ambarchi – de dag na zijn eigen concert met Grave Temple – op het Eternal Tapestry concert en ook de leden van Goat zouden zich – perfect anoniem, behalve dan voor de paar mensen in de Roadburn crew die hen zonder omstandige vermomming hadden weten arriveren – aan nogal wat uitspattingen te buiten zijn gegaan. Maar de kroon van het meefeesten werd dit jaar toch wel gespannen door de leden van Teeth Of The Sea. Overal waar we gingen doken de Britse heren op, zich nooit minder dan kostelijk amuserend. We hebben niemand vaker een blik bier in de lucht zien steken dan die geblondeerde punk van Teeth Of The Sea. Ook hun eigen concert was hogelijk amusant, al was het maar omdat ze het aandierven om, na een voorzichtige aanloop met synthscapes, een 4/4 beat de zaal in te smijten. Het lichtjes uitdunnende publiek applaudiseerde na afloop niettemin gul. Vervolgens werd nog uitgebreid met delaygitaar, acid-geluiden en met effectapparatuur aangelengde trompet geëxperimenteerd. Een aangename uitbreiding van het Roadburn-palet, weeral.
De prijs voor het strakste logo ging dit jaar naar Ash Borer. Goeie black metal, met het nodige venijn. In de snelste passages waren de ritmes misschien niet helemaal zuiver, maar de vraag is maar of dat er nog toe deed, zo diep in het festival. Wij waren allang blij dat we – voor het eerst dit weekend – een stukje gitzwarte blackmetal voor de kiezen kregen.
Vanaf de eerste drumcomputerdreun was het duidelijk: Godflesh waren niet naar Roadburn afgezakt voor de gezelligheid. Justin Broadrick stond ongeveer tegen de rechtse muur van het podium, terwijl G.C. Green uiterst links had postgevat. Het leek wel of de twee de gigantische ruimte van de Main Stage zo leeg mogelijk wilden laten. Midden tussen de twee heren stond het hele concert lang een versterker plus gitaar opgesteld, die stond te wachten op Robert Hampson (Loop). Eén ding was van bij aanvang duidelijk. Broadrick mag dan de veertig gepasseerd staan, hij stond nog steeds vlijmscherp. Maar een dikke anderhalf uur Godflesh viel ons een beetje zwaar op de maag, dus zakten wij even naar de nabijgelegen Green Room af. Aldaar speelde My Brother The Wind speelden een dusdanig relaxte set psych, dat we al snel weer naar de netjes afgelijnde industrial van Godflesh vluchtten.
Maar eigenlijk was er maar één band – na drie loodzware dagen – een ietwat luchtig einde aan ons festival mocht breien: Endless Boogie. Het principe van Endless Boogie is simpel: men neme een krautrock metronoom en plaatse daar een southern riff bovenop. Vervolgens is het mogelijk hier en daar een Captain Beefheart-esque brul overheen te gooien, dan wel van een stevig schot testosteron voorziene hardrock vocalen. Hier en daar wordt er gesoleerd, zonder evenwel de originele boogie al te veel in problemen te brengen. Het publiek kan aldus makkelijk de concertzaal verlaten, achter de hoek een durum consumeren en vervolgens toch weer probleemloos op de boogie inpikken, alvorens er op een andere riff wordt overgeschakeld. Een beetje een idiote visie op Endless Boogie, misschien, maar het wérkt wel. Zeker als afsluiter van Roadburn: overal lachende gezichten, wiegende heupen en vermoeide maar enthousiast meedeinende hoofden. Roadburn was mooi geweest.
Ter afsluiting geven we u wél nog graag ons spijt-lijstje mee: zeven concerten die we misten, wegens télange wachtrijen, een appelflauwte of gewoonweg slecht geïnformeerd:
The Cosmic Dead
Elder
Kadaver
Cough
Intronaut
Amenra
Dirk Serries
De Afterburner? Volgend jaar misschien. Zoals een geheel uit combat boots opgetrokken heerschap ons op het einde van de dag toevertrouwde: “toen ik vorig jaar na vier dagen Roadburn thuiskwam, heb ik meteen een plaat van Bob Marley opgelegd”.