Ja, Omega Massif was toch nog de moeite waard, gisterenavond laat. Na technische problemen deden ze een tweede poging na de eigenlijke headliner Tim Hecker, voor een uitgedund maar enthousiast publiek, waardoor de tweede festivaldag rijkelijk laat eindigde. Zondag begon de festivaldag dan weer vroeger, om op een redelijk uur te kunnen eindigen op een zondagavond, maar dat maakte van het opstaan alweer een moeilijke klus.
Gelukkig waren de eerste acts meteen de moeite waard. Field Rotation, het project van Christoph Berg, was een ideale opener, waarbij het publiek – intussen behoorlijk geconditioneerd – ging liggen, of hooguit zitten. De Gonzo journalism-principes indachtig volgden we het publiek gedwee en ondergingen we het eerste optreden in liggende toestand – dat was het minste wat we konden doen. En dat was ook de ideale houding, zo bleek, want Field Rotation was een oefening in stilte, met minimale piano-aanslagen en schaarse elektronica. Christoph Berg was de juiste man op de juiste plaats, met een prachtig, verstild optreden voor een langzaam ontwakend publiek.
Greg Haines maakte vorig jaar solo behoorlijk wat indruk op het Denovali Swingfest met zijn barokke pianospel. Dit jaar was hij er opnieuw, met het Alvaret Ensemble. Voor dit relatief nieuwe project verzamelde de in Berlijn residerende Brit drie Nederlanders rond zich: de samenwerkende vennootschap Kleefstra, Kleefstra & Pruiksma. Met gitaar, percussie en Nederlandstalige poëzie (!) brachten ze sfeervolle passages die mooi contrasteerden met de piano-erupties van Haines. De poëzie was op het randje van intellectualistisch en had in een andere sfeer – een zat publiek, we zeggen maar wat – in combinatie met het gekke vogelfluitje op de lachspieren kunnen werken. Maar dat zou afbreuk doen aan de composities, want die waren heel erg mooi. Voor het laatste nummer kwam Nils Frahm bijna op schoot zitten bij Greg Haines, voor een kletterende quatre mains.
Sankt Otten is het neokrautgezelschap rond Stephan Otten. Met vijftien jaar op de teller is het een vaste waarde, ook op Denovali Records. Nieuwe plaat ‘Messias Maschine’ maakten ze als duo, en zo verschenen ze ook op het Swingfest: de kosmische synths, de belletjeselektronica en de bassen kwamen uit een doosje, de delay-gitaren en de (elektronische) drums kregen we live. Als we aannemen dat drummers grimassen horen te trekken tijdens hun drumwerk, is Otten een rasdrummer. Heerlijk om hem bezig te zien, een choreografie bijna, met zijn wapperende zwart-beige stokken. Zijn drumwerk is methodisch, motorisch, maar hij maakt ook regelmatig gebruik van tegenritmes. De visuals – roterende kubussen op een zwarte achtergrond – maakten het geheel af. Het duo speelde een lange set – wellicht iets te lang voor wie weinig heeft met het genre – maar verder was er op hun spannende set niets af te dingen.
En toen werd het publiek pas echt wakkergeschud. Nadja – de drones van Aidan Baker en zijn vrouw-bassiste – produceerde één lange, grommende brok lawaai. Knap beeld: de schaduwen van Baker en zijn vrouw, elk gewapend met hun instrument, met tussen hen in de strijkplank met effectenbakjes. Een prachtig koppel.
Toen we Nils Frahm jaren geleden zagen in een klein zaaltje in Brussel, zijn eerste keer wellicht in de Lage Landen, waren we gecharmeerd door zijn virtuoze spel. Een bescheiden en uiterst vriendelijke jongeman bovendien, die het applaus bijna bedeesd in ontvangst nam. Ondertussen heeft de man naam gemaakt, en in Essen speelde hij een thuismatch. Zijn zelfvertrouwen was duidelijk gegroeid, en hij toonde zich zelfs een begenadigd performer. Voor hij één noot speelde greep hij de microfoon en nam hij de tijd om wat te babbelen met het publiek. Hij vroeg zelfs een volgspot, en bijna had je de indruk naar comedy te zitten kijken – toen de volgspot Frahm plots verliet naar een lege plek op het podium werd het zelfs even slapstick. Maar dan de muziek. Anders dan op zijn talloze platen en bij zijn eerste optredens geen korte stukjes, maar lange composities, veelal samengesteld uit de gekende korte tracks en massa’s improvisatie. Opnieuw had hij naast de piano een muurtje keyboard en toebehoren klaarstaan, maar die beroerde hij enkel in het begin en aan het einde van zijn set. Frahm was – ondanks een jetlag – goed in vorm en ramde naar hartenlust op de vleugelpiano. Hij nam de tijd voor wat spielerei, maar verveelde nooit, en telkens wanner hij terugviel op één van de knappe melodieën van zijn platen – hij gebruikte er een tiental doorheen het optreden – werd het hemels. Het laatste stuk was opgebouwd rond ‘More’, de afsluitende track van ‘Felt’. Een prachtige finale van een sterke set.
The Kilimanjaro Darkjazz Ensemble en The Mont Fuji Doomjazz Corporation herbergen dezelfde Nederlandse muzikanten, en fusioneerden voor de gelegenheid dus veeleer symbolisch tot Kilimanfuji. De setting was erg donker, met twee in de diepte verscholen elektronici, een aan de rookmachine postgevatte gitarist en slechts één blazer. Helaas sloeg de vermoeidheid toe, en hebben we enkel uit goede bron dat het resultaat dik in orde was.
Op basis van haar platen én de Ninja Tune-referentie stond Emika niet vreemd op de affiche, maar toch was de Britse-van-Tsjechische-afkomst-maar-in-Berlijn-wonende hoofdact de vreemde eend in de bijt. Voor het eerst bij dit gemoedelijke festival werden er geen pottenkijkers geduld tijdens de lange soundcheck, en toen de deuren openzwaaiden leek het alsof het publiek (of wat daarvan overbleef) op een ander festival was beland. De muziek stond luid – luider dan nodig was – de merknaam ‘Emika’ werd levensgroot geprojecteerd, en de als diva opgetutte zangeres bracht een steriele electro-act met bijhorende maar enigszins zonevreemde danspasjes. Onze fotograaf hoorden we niet klagen, want die werd – zowel door de lichtman als door Emika zelf – verwend. Maar bij het publiek kon er enkel wat beleefd applaus af. Natuurlijk: het was zondagavond, later dan voorzien, en wie de vier festivaldagen achter de rug had was al lang meer dan voldaan.
Gezien: Denovali Swingfest, 6 oktober 2013
Tekst: De Geluidsarchitect
Beeld: Wout Lievens