Als er een stad is die niet in tune is met het ‘ideale stedenplaatje’, is het wel Brussel. Toch streek het reizende festival Tuned City dit jaar neer in de Belgische hoofstad met een mooi programma dat net een tikkeltje dieper binnen de huid van de stad had mogen kruipen.
Nee, een steriel disneyland zoals vele Vlaamse en Nederlandse steden is Brussel nog lang niet. Ondanks een steeds beter openbaar vervoer en zelfs de aanwezigheid van deelfietsen is de auto is er nog alomtegenwoordig – al kun je niet meer plompweg parkeren op de historische Grote Markt zoals mijn ouders vroeger deden. Bovendien leidt de hoofstedelijke bestuurlijke chaos tot een bizarre dynamiek: Brussel is constant ondervoed op vele vlakken en biedt tegelijk een enorm rijke creatieve voedingsbodem. Niet voor niets zoemt het al een paar jaar rond dat Brussel het nieuwe Berlijn is. Voorlopig (en gelukkig) blijft het bij een paar Berlijnse eilandjes in de Belgische hoofdstad, maar juist de enorme Brusselse sociaal-economische, bestuurlijke, culturele en stedenbouwkundige realiteit van ‘diversiteit’ viel de Berlijnse organisatie Tuned City op.
Zo bracht Tuned City ons – na eerdere edities van het festival in Berlijn, Nurnberg en Tallin – van de sjieke Galeries Rivoli – een gebouw dat je eerder zou verwachten in Brasilia – in het zuiden tot het vervallen Black Buddah in een industriegebied aan de noordelijke rand van de stad. En dat bijna allemaal te voet; het klankbeeld van een stad opvangen, onderzoeken en ondergaan vereist immers slenteren, voortsjokken, stappen, stilstaan en soms zitten of liggen.
Vertrouwde gidsen
Na een helse week op kantoor hadden we geen zittend gat en trokken we meteen onze – toegegeven nog bestofte – wandelschoenen aan. En wel in en om de Botanique: in plaats van de nieuwste indiepopband (of de grooves die weerklonken van Couleur Café aan de overkant van het kanaal) luisterden we met speciaal daarvoor ontworpen hoofdtelefoons naar geflipte piepjes uit brandmelders, ronkende radiozenders rond de enigszins verwilderde iristuin, een symfonie voor elektromagnetische drones en fontein en een radiosignaal door ons hoofd in een van de beelden in de kruidtuin te steken. Het werk dat Christina Kubisch – één van de bekendste geluidskunstpioniers die van deze wandelingen haar handelsmerk heeft gemaakt – samen met een aantal studenten voor deze locatie ontwikkelde, was niet nieuw en niet wereldschokkend. Door de professionele uitvoering echter beantwoordde deze geluidswandeling uitstekend aan het opzet van tuned city: dit gekke lapje botanische tuin aan de rand van de kleine ring waar zonder koptelefoon bijna voortdurend politiesirenes en vliegtuigen te horen zijn, op een andere manier ‘hoor- en zichtbaar’ maken. In een verborgen hoekje van de Botanique vonden we ook nog de ‘Listening Glasses’ van de Engelse kunstenares Dawn Scarfe: glazen bollen met aan twee openingen die een bepaalde toon laten horen als je een van de openingen in je oor propt. Deze bollen werden ontwikkeld door de negentiende-eeuwse Duitse fysicus Hermann von Helmholtz. Het werd een pijnlijke ervaring door het bijhorende dopje en niet door de tonen. En een absurde ervaring: daar sta je dan ineens met een glazen bol in je oor naast het voorbijschuifelende verkeer op de Brusselse kleine ring.
Even vertrouwd als Christina Kubitch was het werk van Lee Patterson en Akio Suzuki (zie kaderstuk); de lange geluidswandelingen van beide heren waren met een beetje passen en meten allebei te lopen op zaterdag. Maar dat plan gaat niet door. Als we vertrekken – gewapend met kekke mp3-spelers en koptelefoon – komt Patterson zelve ons bezorgd tegemoet gelopen: een van onze mp3-spelers blijkt geen geluid te bevatten en na ons een nieuwe mp3-speler te hebben gegeven, toont hij ons nog goedmoedig de weg naar het vertrekpunt. Helaas blijkt twee locaties verder de batterij van het vervangend exemplaar het te begeven. De wegen der Gonzo (circus)-reporters splitsen zich op de Waterloosesteenweg. Gelukkig werd het geen nederlaag voor ons of voor de kunstenaar. Patterson heeft op verscheidene locaties in Sint-Gillis en Elsene – met name parken en pleinen – omgevingsgeluiden opgenomen en die in zijn studio verwerkt tot nieuwe composities voor diezelfde plekken. Mooi en eerder versterkend dan vervreemdend, zeker als laat in de middag de zon doorbreekt en het Ten Bosch-park in een warme nevel hult. Pattersons compositie past perfect bij deze verborgen sprookjestuinen en non-places. Situational listening – het thema van de zaterdag – in de praktijk gebracht.
Curieuzeneuze
Naast deze vertrouwde gidsen waren er ook kleinere interventies tijdens de dag, veelal maar niet altijd van jonge kunstenaars. Daarbij bleken locatie en geluid niet altijd in evenwicht te zijn, oftewel curieuze locaties – die nog rijkelijk voorhanden zijn in het niet gladgestreken Brussel – maar weinig spannende geluiden. Zoals in Le Khedive – een kleine concertzaal tegenover de Botanique – die door Joanna Bailie was omgetoverd in een enorme camera obscura en voorzien van een soundtrack van omgevingsgeluiden. Juist op die plek deed het te eendimensionaal aan. Net zoals het werk van Lisa Lapierre & Patrick Farmer: het afdalen in de krochten van de verkruimelende parkeergarages bij het Rijksadministratief Centrum – een draak van een overheidsgebouw – beloofde avontuur en spannende interactie, maar in een afgesloten uitgang van de parkeergarage kregen we een saaie minimalistische muziekcompositie te horen. De symbiose ging verloren in het ‘lawaai’ van voorbijdenderende trams en auto’s.
Franziska Windisch’ ‘Sonata for 4 cardinal points’ gaf niet de indruk echt site-specifiek te zijn of aan te zetten tot ‘dérive’, zoals Guy Debord het had bedoeld en wat ook het thema was voor deze zaterdag. Eerder leek het een bestaand concept te zijn dat overgeplant was naar deze locatie. Of misschien lag het eraan dat het publiek intussen afgepeigerd tussen de vier aan bomen opgehangen luidsprekers lag te genieten van de avondzon. Gezien de kleinschaligheid van het festival was dit wel het ideale verzamelpunt aan het einde van een lange zaterdag om ervaringen uit te wisselen.
Akio Suzuki & Aki Onda
Hoogtepunten van Tuned City Brussel waren ongetwijfeld de performance van Akio Suzuki & Aki Onda (zie Gonzo Circus #98) en de nieuwe oto-date – een serie stad-specifieke geluidswandelingen – van de Japanse muzikant, geluidskunstenaar, instrumentenbouwer en sjamaan Akio Suzuki. Het Japanse woord otodate is een samentrekking van oto en date, oftewel luisteren en punt. Het werk bestaat uit een wandeling langs enkele van de meest interessante sonische ruimten – van de plek waar de trams bovengronds komen tot een ogenschijnlijk lukraak kruispunt – in Sint-Gillis, waarbij elke locatie is gemarkeerd met een pictogram van twee oren/voeten geschilderd op de grond. De Suzuki vertelt er desgevraagd bij dat het pictogram afgeleid is van een tekening die hij maakte van John Cage’s oor begin jaren 1980.
Uitzonderlijk kon je tijdens Brusselse versie van oto-date de kunstenaar zelf ontmoeten en meemaken tijdens een tocht langs enkele van de luisterpunten. De belangstelling was dan ook massaal en op de zonnige zaterdagmiddag verzamelde een net te grote groep op centrale plein van Sint-Gillis voor deze bijzondere tour, waarbij geluidskunstenaar Aki Onda als tolk optrad en de fantasierijke reflecties Suzuki’s vertaalde.
Op zondagavond zagen we Suziki en Onda opnieuw samen aan het werk in Black Buddah in Haren. Het talrijk opgekomen publiek – verspreid over het terrein van de vervallen fabriek, zowel binnen als buiten – onderging er een prachtige drie uur lange hypnotische performance, waarbij ze gebruikmaakten van elektronica, tapeloops en gevonden voorwerpen en waarin de natuurlijke akoestiek van de ruimte en het gebrul van de opstijgende vliegtuigen een fascinerende rol innamen.
Veelstemmigheid
Voor Tuned City ging de Berlijnse organisatie een samenwerking aan met Q-02 en een resem andere lokale organisaties en onderwijsinstellingen. Een logische keuze, maar we misten – door die keuze en de internationale gerichtheid/communicatie – wel de veelstemmigheid en complexiteit die Brussel juist zo uniek maakt, ook als Europese hoofdstad. Dat de interactie tussen culturele organisaties in Europa de laatste jaren een hoge vlucht heeft genomen, kunnen we alleen maar toejuichen, maar concepten verplanten levert niet altijd meteen een geslaagd evenement op. Een dieper begrip ontbreekt soms. Het typische Brusselse dialect bijvoorbeeld was alleen aanwezig in een niet bijster boeiende – want nog niet uitgepuurde en zeer fragmentarische – performance van Zoë Irvine waarin ze opgenomen Brusselse orale geschiedenissen aan de digitale leugendetector hing. Brusselaars staan bekend als boeiende verhalenvertellers, die verhalen oppervlakkig als ‘leugens of geen leugens’ willen classificeren voelde haast als een belediging. Ook de vele andere ‘stemmen’ die in Brussel – 163 nationaliteiten – klinken, waren afwezig: hoewel de opkomst in vergelijking met soortgelijke events erg goed was, was het publiek toch in hoge mate blank en hoogopgeleid.
Het avondprogramma met muziekperformances (zie ook kaderstuk) was ook druk bezocht, maar geen onverdeeld artistiek succes. Op vrijdagavond keken we erg uit naar de performance van Der Wexel & Yuri Landman in de verlaten Jesu-kerk tegenover de Botanique. Wessel Westerveld en Yuri Landman (zie GC #93) zijn beide muziekinstrumentenbouwers. Landman gooit al enkele jaren hoge ogen met zijn workshops voor zelfgebouwde gitaren, terwijl Westerveld een aantal Intonarumori – ooit ontwikkeld door Luigi Russolo, de auteur van het manifest ‘The Art of Noises’ – reconstrueerde. Helaas bleek de combinatie niet erg gelukkig: de prachtig gereconstrueerde Intonarumori’s leden onder het geweld van Landmans performance. Tot een symbiose kwam het dus niet, en bovendien bleken beide heren weinig op elkaar ingespeeld waardoor het geheel erg rommelig en amateuristisch overkwam.
Ook het duo David Maranha & Patricia Machás wist op zaterdagavond niet te overtuigen met ‘Penumbra’: het muzikaal en theatraal wat stijfjes en miste dramatiek om het publiek – dat een beetje slaperig werd in de broeierige theaterzaal van het Maison du Peuple in Sint-Gillis – bij de les te houden. Maar dit alles werd ruimschoots goedgemaakt door de subtiele, dromerige performance ‘As Far As Your Tortoise Goes’ van Rie Nakajima, geinspireerd door het graf van Marcel Broodthaers met onder andere een afbeelding van een schildpad. Oorspronkelijk zou de performance plaatsvinden op de begraafplaats van Elsene, maar werd gelukkig verplaatst naar het festivalcentrum zodat een groot deel van de bezoekers kon genieten van deze auditieve ‘lauf der dingen’ gecreëerd met speelgoed, gevonden voorwerpen, muziekinstrumenten, elektronische en kinetische apparaatjes. ‘As Far As Your Tortoise Goes’ vormde juist door het lage volume en de concentratie die het vereiste van de luisteraar, een mooi contrast met het ‘gerumoer’ dat Brussel -niet alleen tijdens dit festival maar 24 uur per dag – biedt.
Gezien: Tuned City, 28-30 juni 2013, diverse locaties, Brussel
Tekst & beeld: Jonathan Reus & Ruth Timmermans