We komen te weinig buiten. Soms vinden we dat zelfs zelf. We zijn evenmin altijd overal van op de hoogte. We wisten namelijk niet dat Mannheim een ander project is van Otto, het heerschap die met veel liefde zijn saxofoon murw martelt bij Dead Neanderthals.
We besluiten om onze benen te strekken en na het bedritueel van de kinderen de korte wandeling tot bij de vroegere erotische cinema die Ciné Palace heet, te ondernemen. Het is er lekker warm, prima ontvangst en zelfs wat mensen die speciaal voor het concert zijn afgezakt. Weirdo’s, jong grut en liefhebbers staan open voor wat komen gaat. Distel zet in met donderende drums die de aanwezigen meteen meetroont naar de jaren 1980. De twee heren zijn uitgedost in zeer nette, allicht prijzige, zwarte (uiteraard) pakjes en gaan er helemaal voor. Darkwave, coldwave, ultra en een flinke scheut branie geven het geluid van Distel iets behoorlijk eigenwijs en ongrijpbaar. De zang zit behoorlijk in de achtergrond gemixt, waardoor het eigenlijk niet echt doordringt in welke taal wordt gepreveld. Nederlands, Frans en Engels, Distel doet het allemaal. Zelf noemen ze hun muziek angstpop. Een behoorlijk adequate term eigenlijk want er zitten behoorlijk wat synthmelodieën in de liedjes. Het zijn synthesizerklanken die als het ware uit een overstuurd Hammondorgel komen, en het geluid zo toch ietwat wegtrekken van de jaren 1980 naar het nu. We horen Distel evolueren naar de frivolere synthpop uit de jaren 1980, een evolutie die veel gelijkaardige bands uit die tijd maakten. Voorlopig experimenteert Distel echter lustig verder en klinkt naar het einde toe alsmaar donkerder en wordt de afsluitende cover, waar Otto als gast op het podium wordt gevraagd om met zijn saxofoon een extra toets toe te voegen, er eentje van Coil. ‘Solar Lodge’ klinkt in eerste instantie behoorlijk onherkenbaar, al is dat uiteraard toe te juichen. Het is alvast een mooie afsluiter van een duo dat alleen nog zijn vrees om enig woordje te praten met het publiek, moet overwinnen.
Na een korte pauze is het dan de beurt aan het kwartet Mannheim. Saxofoon, gitaar, bas, drums en klep dicht. Ze zijn amper een paar seconden ver of elke aanwezige is reeds tegen de muren gekwakt. Wat een geluid! Dead Neanderthals maken deel uit van de door henzelf opgezette NWODHJ (new wave of dutch heavy jazz), en daar hoort dit Mannheim zonder twijfel net zo goed toe. Dat het met een knipoog kan en moet, zien we net zo goed aan de poses die de baardige frontlinie van Mannheim inneemt. Een beetje de draak steken met de stereotype metal en tegelijk elke bezoeker een stevige bolwassing bezorgen. Bas, gitaar en sax donderen bij momenten synchroon over ons heen, de drums ratelen een eind weg en Otto krijgt alle ruimte om naast de anderen te spelen, te improviseren, uit de band te springen, bijna letterlijk. Een podium is er in dit kleine zaaltje niet echt. De band staat gewoon aan de ene kant van de ruimte, waardoor het contact van de band met het publiek, en het geluid met het publiek, niet groter kan zijn. Soms horen we stukjes Slayer die freakjazz aan het spelen is, maar we horen het meest verwantschap met Massacre en Last Exit, twee legendarische bands uit het jazznoiseverleden. Mannheim voegt daar een ferme scheut metalvoorliefde aan toe. Het klinkt iets gestroomlijnder dan de vroegste platen van Dead Neanderthals zelf, die toentertijd eerder met grindcore aan de slag gingen. De heren zijn fan van Zu en Flying Luttenbachers en incorporeren net zo goed dat geluid in hun muziek. De laatste tonen vervagen, we vatten de wandeling naar huis aan zonder nog iemand een blik te gunnen. We zijn verzadigd. We hebben voldoende prikkels opgedaan om onze nachtrust behoorlijk te verstoren. We proberen onszelf ervan te overtuigen om sneller nog eens een stapje buiten te zetten. We zien wel of het lukt.
Gezien: Ciné Palace Kortrijk, 21 februari 2014