Elke dag krijgt u van twee Gonzoïsten én een fotograaf een geheel eigen interpretatie van “het beste van Roadburn 2012″ voorgeschoteld. Drie dagen lang trotseren we de decibels met gevaar voor eigen lijf en leden. En omdat er tegenwoordig niet veel nodig is om subversief te wezen, doen we zelfs geen oordopjes aan. Schorem dat we zijn!
Waar op dag twee de interviewplicht het onmogelijk maakte om de eerste bands te zien, gooit een kater van legendarische proporties op dag drie enig roet in het eten. Naast de afterparties van Roadburn zelf, die de eerste twee dagen meestal niet drukbezocht zijn, liggen er een aantal kroegen in de buurt van de 013 waar het meer of minder goed toeven is. De nacht voor deze derde dag werd onder meer doorgebracht in de Cul de Sac, waar een losgeslagen dj van het ene uiterste naar het andere ging wat betreft de kwaliteit van de muziek. Anders gezegd: er was geen kloot aan. En dan toch blijven hangen, omdat er ook leuke (bv. Alex, zanger van de Tilburgse stonerband Yama) danwel compleet gestoorde (een vrouw, laten we haar E. noemen, die toch tenminste een aantal verschillende persoonlijkheden in zich leek te herbergen, de meeste wreedaardig en psychotisch) mensen aanwezig waren. Zo bevonden wij Amsterdammers ons uiteindelijk met te veel alcohol veel te lang in de Tilburgse nacht, laverend tussen interessante en waanzin gesprekken.
Het eerste waar we ons de derde dag uiteindelijk weer veilig op durven te storten is Jesu, de band rond Justin Broadrick, die de dag tevoren met Final al een sterke indruk maakte. In het Patronaat bestaat Jesu deze dag slechts uit twee man: gitarist Broadrick en bassist Diarmuid Dalton. Tijdens een eerdere show in de Paradiso een paar jaar terug was er nog een live drummer (de welbekende Ted Parsons) bij aanwezig, deze keer opteert Broadrick echter voor het gebruik van een drumcomputer. Dit doet enige afbreuk aan de dynamiek van de nummers, maar al snel accepteren we dit gemis en richten we ons op de heerlijk dromerige postdrone die het Patronaat vult. Net als bij Final, spelen ook bij Jesu beelden een grote rol. In stemmig zwartwit worden verlaten gebouwen (een veel terugkomend beeld in het artwork van Jesu) getoond en terwijl deze worden opgeblazen raken we even het onderscheid tussen beeld en geluid kwijt, zo verweven als de twee worden op een moment van sublieme symbiose. Broadrick zingt “silver’s just another gold” en als een ware meester in de alchemie heeft hij het voor elkaar gebracht: onze kater is veranderd in goud.
Doordat Jesu zo overtuigt kunnen we ons niet voortijdig wegslepen richting de mainstage van de 013, alwaar Pelican haar postmetal ten gehore brengt. Op voorhand was dit een van onze must-sees en gelukkig komen we op tijd om tenminste nog een half uur mee te pakken. In die korte periode worden we niet teleurgesteld, sterker nog: we hebben er weer een hoogtepunt bij. Met dit tempo wordt het een vermoeiende dag, maar met graagte laten we ons door de meeslepende tonen van de mannen uit Chicago meenemen. Het enorme logo achter de band past goed bij de muziek, die namelijk met een grootse volheid de zaal in wordt geslingerd. Met speels gemak en sympathieke overgave construeert Pelican een wereld die een ieder voor zichzelf in kan kleuren en gezien het genietend knikken om ons heen is het er overal goed vertoeven.
Zowel bij Alkerdeel, de Belgische band die hard loopt te beuken in de Stage01, als bij Leaf Hound in het Patronaat is het vervolgens zo druk dat we er niet in geraken. Dan maar even eten en gelijk door naar Mars Red Sky, afkomstig uit Frankrijk en schepper van heerlijk lome stonerrock. Het viertal speelt in een laag tempo, wat samen met de wat ijle zang inderdaad een gevoel geeft van een andere lucht op een andere planeet. Zanger Julian Pras heeft een mooie gitaar om het kleine lijf hangen, waarmee hij de stoner een fijn lichte melodie meegeeft. Een zeer strakke set die het publiek goed kan waarderen. Alleen jammer dat na drie dagen bier en goedkoop eten bij veel mensen de darmen wat minder goed werken en dat dat met het rookverbod goed te ruiken is… Wijzelf verdenken Bert van het doen weg laten lopen van minstens vijf mensen en hij leek er nog trots op te zijn ook.
Dan de enige echte headliner van het festival: Sleep. Het gehele festival is de anticipatie voelbaar bij alle stonerliefhebbers en tijdens de set zelf is de mainstage werkelijk afgeladen en puilen zelfs de balkons uit. Gelukkig stelt Sleep niet teleur, sterker nog: ze weten niet alleen te overtuigen, maar ook een ieder mee te nemen weg naar andere universa. De langzame opbouw bij aanvang is de opmaat voor bijna twee uur aan onvervalste psychedelische stoner en of de muziek zelf niet genoeg insinueert worden we getrakteerd op een verzameling beelden van outer space en raketlanceringen. We are high and we are out of it. We zullen het weten ook, want ons begrip van tijd wordt door Sleep kapot gespeeld. De bijna twee uur dat de show duurt voelt aan de ene kant als tien minuten en aan de andere kant als minsten vijf dagen. Vijf uiterst fijne dagen welteverstaan. Goed dat Southern Lord het album Dopesmoker weer opnieuw op vinyl uitbrengt, daar gaan we zeker even achteraan.
Afsluiter op het hoofdpodium is vandaag Heavy Jam, een gelegenheidsjamsessie met J. Mascis, Mario Rubalcaba, Mike Eginton en Graham Clise. De heren spelen met een enorme dosis energie en het spelplezier spat er van af. Dit is psychedelische muziek die gestuurd wordt door zowel het hoofd als het hart en voor de liefhebbers van het genre een geweldige manier om de dag af te sluiten. Stiekem willen wij echter ook nog even bij Jucifer kijken, dus we sluipen er toch even vandoor. De muziek van dit Amerikaanse echtpaar zorgt voor een gewenste brok stevigheid op het einde van de avond. Denk aan een opmerkelijke mix tussen black metal, stoner en doomy sludge dat soms tegen drone aan zit (we vragen soms veel van u, we zijn ons daarvan bewust…) en u komt in de buurt van de stijl van Jucifer. Hard dus. De gitaar en drums zijn als een betonnen bunker, waar de zang helaas teveel tegen wegvalt. Toch een puike set en tevreden proberen wij richting camping te keren, maar op een of andere onverklaarbare reden belanden we toch weer in de Cul de Sac…