Niet dat we na twee dagen al enige metaalmoeheid vertoonden, maar op de derde dag Roadburn arriveren met Death Row op het hoofdpodium deed ons even de moed in de schoenen zinken. Het is hen vergeven natuurlijk, ze stonden er om het gebrek aan Candlemass enigszins te helpen vergeten. Maar wie een hol cliché wil neerzetten van de archetypische stonerband, komt hiermee enigszins in de buurt.
Noch warm noch koud liepen we ook voor The Machine. Leuk psychedelisch vertier, maar het duurde tot de schroeiende set van Fatso Jetson dat we weer écht zin kregen in het gitaargeweld. Tijdens de eerste nummers leek het even of we een set vol gekke punkfusion à la Victim’s Family gingen krijgen, mede door de strakke saxhonks van Vince Meghrouni. Maar: ‘we’re a bar band’, zo meldde ons Mario Lalli (hij runt dan ook een rockclub in California) en al gauw schakelde de band over op vertrouwde bluesrock en boogie, maar dan wel met een ziedend enthousiasme en peper in’t gat gespeeld. Precies de opkikker die we nodig hadden!
Nachtmystium is een instituut in de black metal (alhoewel hun frontman zich recentelijk in interviews van het genre distantieerde), en heet het genre te overstijgen. Dus laten we het erop houden dat het persoonlijk onze meug niet is, en dat de fans zonder twijfel hebben gesmuld.
We zullen niet de enige zijn geweest, die dan ongewaarschuwd de kopstoot van Moss mochten ontvangen. Nochtans vierde de band op Roadburn haar tienjarig lustrum, en hun optreden was een belevenis die qua intensiteit gerust naast een viering van Sunn O))) mag gaan staan. Met een minimale bezetting (drum, één gitaar en vocal) werd er toch een pletwals aan geluid geproduceerd. Zelf noemen ze het de verklanking van de horrorverhalen van H.P. Lovecraft, al zouden we graag nog Conan de Barbaar als tweede voornaamste invloed willen gokken. Een pijnlijk drooggerookte stem die het uitschreeuwde over een desolate vlakte van kale, bijna tot stilstand vertraagde drumslagen en een enkele, snerpende en knetterende gitaarronk. Een dode woestijn met aan elke horizon een teken van naderend onheil. We zouden er kippevel van gekregen hebben, mochten ons lijf en leden niet reeds verdoofd zijn door het ünheimliche volume. Na afloop duurde het nog even voor we terug in volzinnen begonnen spreken. O Moss, we zullen u niet licht vergeten.
Witchcraft was opnieuw een reservespeler op het hoofdpodium, maar ze waren zeer welgekomen. Hun melodische hardrock catapulteerde ons eens te meer recht naar de jaren ’70, maar wist van begin tot einde te boeien, en werd gebracht zonder enige capsones of onnodig vertoon. Voor sommigen was dat misschien wat té soft, met een propere zang en regelmatig een vleugje Canterbury-folk met ditto teksten uit het grote sagenboek.
We passeerden nog even de Green Room, waar het Nederlandse Mother-Unit hard z’n best deed voor een nauwelijks halfvolle zaal. Jammer, want hier stond alweer een opvallend buitenbeentje op de affiche, afgemeten mathrock met inventieve keyboardfills en een duidelijke invloed van Italiaanse giallo-soundtracks (wat ook bleek uit de mooie vj-begeleiding). Maar de magere opkomst viel best te begrijpen: binnen luttele minuten zou op het hoofdpodium de veelbesproken en omstreden incarnatie van Garcia Plays Kyuss aanvangen. En daar wou zowat iedere aanwezige getuige van zijn, uit nostalgie dan wel om de bedenkingen gerechtvaardigd te zien.
Het werd een dubbeltje op z’n kant. De begeleidingsband (de ritmesectie van wijlen Celestial Season en de gitarist van het Belgische danceproject Arsenal) was zich duidelijk bewust van de ondankbare taak die hen te beurt viel, en tijdens de openingsjam stond iedereen quasi bewegingloos op het podium. Het moet gezegd: het groepsgeluid was, na wat finetuning tijdens de eerste nummers, een vrijwel perfecte kopie van de platen. Maar de rand, het vuil, en het gevaar dat met de legendarische band gepaard ging- dat alles was volledig afwezig. En dat veranderde niet toen John Garcia zelf ten tonele verscheen. De strot heeft hij nog steeds, en halverwege de set was hij duidelijk in z’n hum dat hij de ouwe kleppers nog eens van stal kon halen. Maar dan nog bleef dit een jukebox, de ‘Golden Sixties’ van deze generatie. En meer hoefde je van dit gebeuren eigenlijk niet te verwachten. Misschien daarmee dat het publiek al gauw de hand over het hart streek (drie dagen tomeloos feesten zal de drempel ook wat verlaagd hebben), en elke nieuwe inzet met een enthousiast gebrul onthaalde. Was dit hier op z’n plaats? We durven het nog steeds niet zeggen. Wensen we Garcia desondanks een goeie en succesvolle tour? Maar natuurlijk, dat. Al was het maar omdat we zonder hem en z’n makkers destijds zoveel moois hadden moeten missen, op deze alweer uiterst geslaagde Roadburn.