De achtste Incubated stond in het teken van gitaardrones en retrorock. Twee bands die terugduiken in de krautrock en synthpop van de jaren ’80, twee acts die laag op laag stapelen om een beeldende geluidsmuur te scheppen. De verbindende factor, buiten het gedeelde podium, was de hypnotiserende kracht, zij het door het repetitieve klapwiek of de uitgerekte toon.
Terwijl de rij voor de deur van Paradox gestaag naar binnen trekt en een enkeling nog voor de deur van het zonnetje staat te genieten, neemt Kim Ki O binnen het podium. Twee schuchter ogende dames trappen de avond af met een mix van dromerige synthpop en krautrock. Het contrast tussen de zijige, wat ijle, stemmen met de rechte en voort dreunende bas en de bij tijd en wijlen schelle synths zijn aan het begin veel belovend. Na verloop van tijd wordt het echter wat eentonig. Te weinig afwisseling en een aantal abrupt afgesloten nummers breken de hypnose die opgewekt zou moeten worden.
Anders is dat bij Jefre Cantu-Ledesma. Beter bekend als deel van Tarentel en onder de naam Colophon, werkt de Amerikaan de laatste tijd onder zijn eigen naam. De muzikale basis blijft echter hetzelfde. Minimal drones, opgebouwd uit meerdere gitaarlagen, elektronische noise en deze avond vrouwelijke vocalen. Rakend aan de drones van On, met de sfeer van Pantha Du Prince zet het duo een mysterieuze en bedwelmende set neer. Slechts 25 minuten, en helaas ondersteund door geklets achter in de zaal tijdens kwetsbare stilte momenten, maar toch weet het duo als sjamanen de aandachtigen te vangen met hun loops en drone.
Daarna is het weer een stap in de tijdmachine. Met Moon Duo terug naar het midden van de jaren ’80. Een klein half uur proberen zanger/gitarist Erik Johnson van Wooden Shjips en toetseniste Sanae Yamada als een helikopter op te stijgen in een afgeladen Paradox – allen gekomen voor dit tweetal. En het publiek krijgt waar ze voorkwam. Een overtuigende set krautrock, bouwend op het geluid van Suicide. Sterk, strak, maar ook voortdurend erg dicht bij de uitvoering op de plaat. Moon Duo vliegt nergens uit de bocht, laat de helikopter nooit even neerstorten. Erik Johnson blijft in zijn gitaarwerk te veel hangen op dezelfde riff, waardoor er nooit echt gepiekt wordt. Ondanks dat wordt het nooit saai, maar hangt er wel een erg sepia waas over de retro golf die het tweetal over ons heen werpt.
En dan wordt het donker in Paradox. Een uil vliegt uit in de nacht, een barre nacht, en wij mogen meevliegen. Tegen scherp snijdende wind in. Windvlaag op windvlaag jaagt zich door de veren. Het eten heeft zich verscholen voor de barre koude, terwijl het ijs zich op de klauwen slaat. Het onheil slaat onherroepelijk toe en werpt de uil, uitgeput, hongerig, te neergeslagen, neer. De vleugels gebroken gloort er toch wat hoop. Een sprankje licht in de vorm van een muis die de kou trotseert en net iets te dicht langs de snavel passeert. In een hap weg, maar de kracht ontbreekt voor het spugen van de uilenbal waar onze uil uiteindelijk in stikt. Barn Owl (aan het einde samen met Jefre Cantu-Ledesma) schildert met een spacey gitaardrone een beeldende geluidsmuur die de fantasie van de toehoorders prikkelt. De ogen dicht en wegdromen. Een afsluiter, elke avond waardig.