Na een uitzonderlijke sterke eerste editie schoven uw dienaars – snel en zonder voorbehoud – dit jaar opnieuw graag aan in de wachtrij voor An Evening With Laika. Een zinderend concept, maar blafte Laika ook?
De avontuurlijke insteek van het radioprogramma vertaalde zich sterk naar de affiche en de bühne van de AB. Oud en nieuw, obscuur en meer bekend talent stonden naast elkaar met als constante de stempels ‘avontuurlijk en kwaliteitsvol’. Het evenwicht in de programmering zat erg goed, net als het totaalconcept: een uitsluitend Belgisch-gekleurde labeldelegatie op Recordstore Day, een lezing van Wire-journalist David Keenan over Kosmische Musik (met veertig deelnemers toch een onverwacht succes) en de erg verzorgde Laika-cinema vulden de affiche breed en divers in.
Over de wachtrij gesproken, jammer dat deze langer dan verwacht uitliep. Het festival startte met een serieuze vertraging. Eva Van Deuren opende met haar minimalistisch–psychedelische Orphan Fairytale (zie GC #100) de avond. Het podium van de AB was een maatje te groot voor de Antwerpse die enerzijds bewees over een rijk en gevarieerd fris arsenaal aan muziekjes te beschikken (wereldse klanken, minimaal versus maximaal) maar anderzijds podiumervaring miste. In de AB kregen we wel nummers die op zich stonden, geurden naar het prille wereldse werk van Reich (een compliment waar we spaarzaam mee zijn), maar coherentie en een totaalaanpak misten en te vaak halfslachtig afgehaspeld werden. Het talent en de vorm zijn er, drie maanden eenzame opsluiting en het komt wel goed met die liveset.
Duvel
De naam André Stordeur deed bij ons geen belletje rinkelen. Deze Belgische pionier van de elektronische muziek legde echter met zijn enige plaat ’18 Days’ in de jaren 1970 de fundamenten van de vaderlandse elektronica. Niet iedereen kan bovendien een samenwerking met Morton Subotnick (zie GC #116) op zijn curriculum vitae plaatsen. In de AB trad deze vergeten pionier in duo op met kompaan Fabrice du Busquiel. Saillant detail: de twee heren zaten er in Brussel bij alsof ze net uit een café op de Grote Markt geplukt werden en met de grootste tegenzin – net voor hun Duvel leeg was – op het podium gedropt werden om een acte de présence te geven.
Het eerste deel van hun set rook naar een amalgaam van oude elektronicaklanken en oude visuals: veeleer vage experimenten, een resem losje eindjes dan echte nummers die weinig indruk maakten. In het tweede gedeelte bewees het duo hun echte kunnen, met enkele krachtige Europese proto-technonummers (denk Higher Intelligence Agency, vroege Warp, en consoorten). Deze samenwerking wordt binnenkort heruitgebracht en dat staat hoog in ons must-have platenlijstje (geloof ons, u wil dat lijstje niet kennen).
Kluizenaar
Na Stordeur was de officieuze headliner Jandek aan de beurt. Wie tachtig platen in goed dertig jaar aflevert en daartegenover amper vier interviews plaatst, mag het etiket ‘gesteld op zijn privacy versus kluizenaar’ op zijn revers kleven. We zijn niet echt vertrouwd met het werk van de man uit Texas en zijn Corwood Industries label (schaamrood op onze wangen, toen we deze morgen drie van mans platen, netjes verpakt in plastiek in onze kast vonden, u wil die kast niet kennen) maar de mythe is zo groot dat enige argwaan gerechtvaardigd leek.
In Brussel bewees de man een degelijk muzikant te zijn die laveerde tussen een drumstel, een ontstemde elektrische gitaar en de piano. Zijn optreden, een trio met twee nauwelijks gebriefde jonge muzikantes (waaronder Annelies Van Dinter van Echo Beatty) deed vaak denken aan de New Yorkse scene van de vroege jaren 1980. Nooit waren de banden tussen muziek en theater nauwer met elkaar verweven, met groepen als DNA (een jonge, heetwite Arto Lindsay) en smeulende Suicide (twijfelend tussen sinistere theaterpodium en ontregelde synthesizers). Vooral het tweede nummer, Jandek aan piano, een lang uitgespannen monoloog over verloren liefdes was vintage NYC 1981. Mooi vonden we hoe de eerste twee nummers met schrale, minimaal ingevulde impro van Jandek toch op zich staande nummers afleverden. De vlammende elektrified atonale rhythm&blues in het derde nummer bewees vooral dat de man een uitmuntend muzikant versus flirter is, maar het luide volume haalde op een vreemde manier de intensiteit van het nummer naar beneden. Jandeks passage in Brussel bevestigde de mythe slechts ten dele, want wat ons betrof had het geheel wat compacter gekund.
Gloedvol
‘Een geheel eigen kosmisch klankuniversum’ stond er op de website van Laika te lezen over Oneohtrix Point Never, het geesteskind van Daniel Lopatin. De Amerikaan (zoon van Russische immigranten) geldt samen met James Ferraro en John Maus (zie GC#69) als een van de vaandeldragers van de hypnagogic pop pop (de term werd daar David Keenan in 2009 gelanceerd in Wire). Lopatin grossiert in jaren 1970 synths, mash ups van half verschoten jaren 1980 singles en heeft een goed oor voor degelijke gloedvolle klanken die hij brouwt tot vreemde collages die zelden een begin- of eindpunt kennen.
In Brussel kregen we een klassiek, degelijk optreden van de man, al bleven wij wat op onze honger zitten. De verbluffende visuals en de mooie, strakke gemodelleerde sound haalden wat ons betrof de bezieling en de oerkracht uit ’s mans performance. We hielden meer van de onwetende en ontregelende ‘we-weten-amper-waar-we-beginnen-laat-staan-dat-we-weten-waar-we-zullen–eindigen-attitude van de debuutjaren. Too little, too late.
Geen peper & zout
Reikhalzend keken we uit naar de opvoering van ‘In C’ het pièce de résistance van Terry Riley. Riley schreef het stuk in 1964 en de release vier jaar later zorgde voor een aardverschuiving in de klassieke muziek. Vooral het gegeven dat de muzikanten (in oorsprong zesendertig) zelf kunnen kiezen wanneer en welke delen ze precies spelen zorgde voor de nodige consternatie. Vandaag staat het stuk – samen met ‘E2-E4’ van Manuel Göttsching – terecht te boek als de blueprint van de techno.
Adrian Utley, gitarist van Portishead, bracht in 2013 zijn Guitar Orchestra samen om een nieuwe versie van Terry Riley’s ‘In C’ op te nemen. Utley bracht acht gitaristen mee uit zijn thuisbasis Bristol en vulde deze in de AB aan met acht extra gitaristen. De groep bracht een correcte een mooie versie van het stuk. Al miste het geheel naar onze smaak wat panache, vermoedelijk omdat er geen tijd en ruimte was om het stuk samen in te studeren en de bakens wat te verleggen. In 2012 bracht Columbia de oerversie opnieuw uit en hier hoor je de haast briesende brutaliteit van de muzikanten die tegen elkaar opspelen. Peper en zout, misschien misten we dat nog het meest op deze avond. Een zinderend concept, een grootse affiche, mooi ingekleurd, maar ook en hond die nooit blafte, beet, sneerde, eerder wat huilde in het grote donkere bos.
Gezien: An Evening With Laika, 19/04/2014 (AB, Brussel)
Tekst: Peter Deschamps, Gé Huismans en Stijn Buyst