Enige onsteltenis in een passerend vriendengroepje naast mij, terwijl ze het festivalterrein van Cactus betraden: ‘Wat, is er hier mààr één podium?!’ Het zou net zo goed een anachronisme kunnen zijn, maar de slimme lui van de organisatie maken er al enkele jaren zeer strategisch een verkoopspunt van. Eén podium met een gevarieerde affiche, zodat u al eens rustig een hapje kan gaan eten, zonder het gevoel te hebben vanalles te missen- waar vind men dat nog?
En we geven toe: het heeft wel wat. Weliswaar trokken we tussen José James en Elvis Costello even het Brugse stadscentrum in (Balkan Beat Box noch K’s Choice zijn aan ons besteed, helaas), maar anderzijds zagen we hier vier goede tot uitstekende acts, van voor tot achter, en geen enkele keer hoefden we daarvoor een pijnlijke keuze te maken omdat ons schema een overlapping vertoonde van drie bands tegelijk. Volgende week op Dour zal het wel anders lopen, zo vrezen we.
De vroege vogels van Little Dragon zullen we daar wel gaan bekijken, op Cactus waren we net op tijd voor Black Mountain – meteen een persoonlijke favoriet. Hun eerste concert op Belgische bodem waar we niet bij waren moeten ze nog geven, maar jammer genoeg was dit wel de eerste keer dat ze niet van begin tot einde konden overtuigen. Was het de warmte, of het daglicht- of zagen we gewoon een band die zich warm stond te spelen voor de rest van de zomer en het najaar (wanneer hun nieuwe plaat moet verschijnen)? In elk geval kwam er maar geen vaart in de set, en wanneer je als vrij statische band dan het gros van je publiek nog moet overtuigen, is dat cruciaal. Even in het begin leken ze de vonk te vangen, toen een vlammende versie van ‘Tyrants’ op een verrassend gejuich werd onthaald. Maar de playlist zat vreemd in elkaar, met veel nieuw werk (afwisselend veelbelovend en wat té ‘déjà entendu’) en trage tot midtempo riffs die veel beter werken in een zweterige tent of het duister van een zaal. Pas in de finale werd de ketting eraf gehaald met de dubbele kopstoot ‘Don’t Run Our Hearts Around’ en ‘Stormy High’, maar dat was te laat- een matig concert was reeds ons deel. Volgende keer staan we er weer, maar ook wel een beetje om Black Mountain op Cactus liefdevol te vergeten.
De eerste keer dat we José James op een podium zagen, was met deze ‘Black Magic’ bezetting in de AB. Geweldig, vonden we toen, vooral vanwege die stem, en die ongrijpbare shuffle. Niet zijn beste beurt, zo hoorden we achteraf van mensen die ‘em al eerder bezig hadden gezien. Daaruit kunnen we afleiden dat we onze beste ervaring met de zoetgevooisde jazz-hop bard nog voor de boeg hebben. Enerzijds was dit optreden merkelijk beter dan z’n doortocht in Brussel. De zanger was veel beter bij stem, en waagde zich zorgeloos aan frivole uithalen, waarmee hij z’n bandmakkers uitdaagde ze te evenaren op hun eigen instrument. Meestal hadden ze even moeiteloos een antwoord klaar. Maar daar lag tevens het probleem: de jams werden al wat beter in de hand gehouden, maar nog te vaak leek de band nog te experimenteren en te zoeken zonder doel voor ogen, en met dit soort repetitieve jazzfunk raak je als publiek dan snel de aandacht kwijt, voor je het weet zelfs. Gelukkig begint James ook meer van z’n voorbeelden uit de hiphop te leren dan enkel het gegoochel met woorden en frazeringen: gaandeweg betrok hij steeds vaker z’n publiek bij het gebeuren, om uiteindelijk zelfs een meezinger op gang te trekken. Voorlopig heeft José James nog een compaan als Jef Neve nodig om tot een beklijvend geheel te komen, maar binnenkort staat z’n eigenzinnig geluid helemaal op poten, en dan zal hij pas écht potten beginnen breken.
Het is heden ten dage bijna onmogelijk om je Elvis Costello nog voor te stellen als de venijnige punk van weleer. Met de leeftijd wordt zijn muzikaal palet alsmaar breder, en blijkt hij meer dan ooit gedreven om nieuwe paden te verkennen en z’n onderhand lijvige catalogus vanuit een verse invalshoek te interpreteren. Na z’n uitstapje naar New Orleans van enkele jaren geleden, vond hij recentelijk z’n inspiratie in de volksmuziek van de Appalachen- en dus trad hij vanavond aan met een oertraditionele, semi-akoestische bezetting, The Sugar Canes. Niet dat de man zich daardoor beperkt leek te voelen: de bewerkingen van klassiekers als ‘Blame It On Cain’ of ‘Good Year For The Roses’ voelden zo fris en tijdloos dat ze evengoed gisteren als zestig jaar geleden geschreven konden zijn. Moeiteloos wipte de band van country en bluegrass, naar zydeco of een streep ragtime, telkens met een zwierig en los spel, soms met een hemelse samenzang.
En dan gebeurde wat niemand op deze zwoelhete avond had verwacht: de eerste aarzelende druppels dienden zich aan. Costello grijnsde eens sardonisch, en kondigde het volgende nummer aan: ‘Jimmy’s Standing In The Rain’. Al gauw leefden we met hem mee: de druppels zwelden aan tot een langdurige plensbui. Costello bleek sterker: het gros van z’n publiek bleef staan, en maakte er des te enthousiaster een feestje van.
Is het vergezocht om Jamie Lidell voor de toekomst te tippen als de Costello voor een volgende generatie? Ga maar even na: allebei begonnen als bewust tegendraadse angry young Brit, om geleidelijk aan de kwaadheid in te ruilen voor aanstekelijk enthousiasme, en een geforceerde experimenteerdrift om te buigen tot een breed eclectisme. En net als Costello begint ook Lidell nu te werken met de groten van over de plas (in zijn geval: Beck), om de eigen horizon te verbreden.
Wat er ook van zij, op deze avond was er één grote overeenkomst: evenals Costello kreeg Jamie Lidell het hele park aan het dansen. In een set die uit praktische overwegingen was beperkt in tijd, koos Lidell vooral voor nieuwe versies van bekende songs op de setlist, eerder dan het materiaal van z’n recente langspeler ‘Compass’ te laten doorwegen. Dat was vermoedelijk een juiste zet: ‘Multiply’ en ‘Another Day’ waren voorspelbare succesnummers, maar ook de vakkundig herbouwde versies van ‘When I Come Back Around’ of ‘A Little Bit Of Feel Good’ werden op enthousiast gekeel onthaald. Zo wist Lidell slim op te bouwen naar een broeierige climax met het complexe titelnummer van de jongste plaat, dat er tegen die tijd evenwel inging als zoete koek. We maken ons geen zorgen: het verhoopte grote succes blijft misschien nog even uit, maar binnen vijftien jaar staat Jamie Lidell er nog steeds, en dat is misschien wel veel belangrijker.