Mea Culpa. We besprenkelen ons met gedistilleerd wijwater. Vers sprankelend bronwater is onze redding en onze toekomst. Het boetekleed ons deel. We waren uitgekeken op de overdosis left hop platen die onze platenwinkel bestormden. Het was de strategie van de overdaad. Def Jux, Anticon, Chocolate Industries en Lex: n 2001 waren ze het verbond van de goede smaak. De voorhoede van een beweging. Witte jongens met een liefde voor elektronica waren plots het tegengewicht, een waardevol alternatief voor de zelfvoldane zwarte hiphopcultus. Limousines en gouden kettingen hadden de originele spirit de nek omgewrongen. Hoe ver weg is het ghetto als je chequeboek zeven cijfers aankan? Left hop, het was een frisse wind, een stamp tegen de scheenbenen van de industrie. Op creativiteit stond geen rem en helaas, ook vaak geen zelfkritiek. De ene release na de andere werd geperst en onze platenkast werd een kluwen, een verzameling van middelmatigheid. We zijn een jaar verder, het lijkt een eeuwigheid. We zitten gekneld tussen Hangar 18 en Dosh. Ze staan mijlenver van elkaar af en toch baden ze in dezelfde sfeer. Het is hiphop, puur en onversneden vakwerk. Het ritme is onvast en mogelijkheden zijn haast onbeperkt. Hangar 18 heeft de woorden. Het triumviraat Windnbreeze, Alaska, paWL laveert tussen twintig jaar geschiedenis door. De echo weerklinkt en The Pharcyde en Cannibal Ox zitten in hun walkman. Dosh en Telephone Jim Jesus hebben de beats, het experiment en de backcatalogus van Ntone in hun handen. We gooien met referenties en met bloemen. Kleur is alles. Links van de mainstream zit de mc, rechts klinkt de turntable. De beat is gebroken en iemand aanbidt de heer. Een schot in de roos, drie keer raak. Drie keer goed raak.