Nate Wooley is een intrigerend muzikaal fenomeen. Al jaren komt de Amerikaanse trompettist regelmatig voor soloconcerten naar ons land waarbij hij op fascinerende wijze de mogelijkheden van zijn instrument onderzoekt. Zo ook afgelopen weekeinde op het tweede Present-festival in Den Bosch. Zijn ‘extended techniques’ variëren van het laten resoneren van een plaatje aluminium dat hij bij de beker van het instrument houdt, via het meezingen tijdens het blazen tot het met behulp van een contactmicrofoontje laten rondzingen van de trompet zoals dat met een elektrische gitaar vaak gedaan wordt. En net als je na een minuut of twintig denkt: ‘heel bijzonder allemaal, maar speel nu eens een stukje recht vooruit’, zet hij het mondstuk op de trompet en blaast een aangrijpende melodie van loepzuivere, lang aangehouden noten.
Je zou het een ‘statement’ kunnen noemen: een festival in het Bossche centrum ‘Willem Twee muziek en beeldende kunst’, uitgerekend in het weekeinde dat bijna de complete Nederlandse (pop)muzikale goegemeente zich in Groningen bevindt. Eurosonic/Noorderslag geldt immers informeel als de aftrap van het muzikale jaar en als de ultieme netwerkborrel voor wie zichzelf een rol toedenkt binnen het nationale muzieklandschap.
Toch is het piepjonge Brabantse initiatief beslist geen statement tégen ESNS. Eerder een bescheiden demonstratie dat er méér muziek is dan die waarbij de kunst een nadrukkelijk verbond heeft gesloten met de commercie. Muziek in de marges, in het vaak vage overgangsgebied tussen genres of in combinatie met andere disciplines als beeldende kunst. En soms, zoals bij Wooley en later op de avond in Den Bosch bij het duo Brutter, muziek waarbij je je afvraagt of het nu primair om onderzoek of om creativiteit gaat, en waar kunst en wetenschap raakvlakken lijken te hebben.
Ruim zeven uur lang het publiek middels korte optredens – meestal een half uurtje, soms korter – kennis laten maken met muziek die door kleinschaligheid, buitenissigheid of ‘onplaatsbaarheid’ doorgaans aan het blikveld van de media onttrokken blijft, dat lijkt het idee achter Present. En een prachtig voorbeeld daarvan is het optreden van Pierre Bastien, de in Rotterdam neergestreken Franse instrumentbouwer die inmiddels alweer bijna een halve eeuw professioneel actief is en op talloze plekken zijn eigenzinnige muziek heeft gespeeld. Maar altijd op zo’n kleine schaal dat er ook nu in Den Bosch weer veel bezoekers zijn die hem voor het eerst zien en bijkans klappertanden van verbazing en bewondering.
Hij bouwt bewegende installaties, vaak van Meccano-constructiemateriaal, die geluid voortbrengen of waarmee traditionele instrumenten bespeeld worden. Daarbij speelt hij zelf pockettrompet, waarbij dat instrument ook nog van allerlei mechanische extra’s is voorzien. Via in de installatie ingebouwde microcamera’s wordt het resultaat op groot videoscherm geprojecteerd. Een dada-achtige ervaring – niet voor niets heet zijn meest recente album, dat hij samen met de Rotterdamse Michel Banabila maakte, ‘Baba Soirée’.
Het sterke van het solo-optreden van Bastien is dat de talloze technische handelingen die hij gedurende zijn halfuurtje moet verrichten niet ten koste gaan van de impact van het resultaat. Een kwestie van decennialange ervaring en perfectionering. Iets wat niet van alle concerten tijdens Present gezegd kan worden.
A capella
De eerste die ik ooit op indrukwekkende wijze op het podium met een ‘loopstation’ – of voorloper daarvan – in de weer zag was Gary Lucas. Het ‘loopstation’ biedt de mogelijk om een stukje ter plekke gespeelde muziek vast te leggen en in een ‘loop’ te herhalen, waar je als muzikant dan weer een nieuwe partij overheen speelt. Dat laat zich in principe eindeloos herhalen. Het moet in 1990 geweest zijn en New-Yorker Lucas bouwde met zijn elektrische en akoestische gitaren zo ongeveer een complete symfonie op. Sindsdien is het loopstation een handzaam en betaalbaar hulpstuk voor iedere muzikant geworden. Het biedt de mogelijkheid om solo – en dus relatief goedkoop – op te treden en toch als een ‘band’ te klinken.
Op Present blijkt het loopstation bijna een rode draad door de eerste helft van het programma, maar daardoor openbaart zich ook de adder onder het gras. Je kunt het apparaat in principe met ieder instrument combineren: zang, saxofoon, cello. Dat lijkt totaal verschillende resultaten op te leveren. Maar in praktijk is de eenvormigheid in compositiestructuur doorgaans veel nadrukkelijker dan de verschillen in klank van de gebruikte instrumenten.
De enige muzikant die in Den Bosch werkelijk goed weg komt met de formule is de Marokkaanse-Belg Younes Zarhoni. Gezeten aan een lessenaar met laptop en mixer in het midden van een ‘in the round’ luidsprekeropstelling, zingt hij a capella iets wat mystieke, eeuwenoude associaties oproept. Zingt over zijn eigen zang heen en nogmaals. Laat het geluid door de ruimte rollen met een mysterieus tintelend resultaat dat je als luisteraar de digitale en technologische aandrijving van het geheel doet vergeten. En dat laatste is essentieel.
Enkele andere musici op het programma hebben daar meer moeite mee. Als je een instrument bespeelt, daarbij soms ook nog zingt en tegelijk je moet concentreren op de pedaaltjes waarmee je precies op het juiste moment de loops moet starten en stoppen, is er nauwelijks nog ruimte om als podiumkunstenaar aandacht aan het publiek te geven. Dan verloopt de ‘communicatie’ tussen muzikant en luisteraar compleet via het gespeelde werk en dat moet dan wel heel erg goed zijn om die aandacht vast te houden.
Joyful Noise
Dat wordt onderstreept door het prachtige optreden van Eerie Wanda, het project van de Nederlands-Kroatische singer-songwriter Marina Tadic. Zij staat aan de rand van het podium met alleen een gitaar en haar stem. Delicaat, timide bijna, maar met haar blik gericht op het publiek. Er is onmiddellijk contact, al zijn haar liedjes wat sfeer betreft zo intiem dat een zaal als Paradiso reeds als Arena voor haar moet voelen.
Tadic is een mooi voorbeeld van een artiest die qua muzikale toegankelijkheid eigenlijk best op Noorderslag zou passen, maar op een kleinschaliger evenement als Present veel meer tot haar recht komt. Haar meest recente Eerie Wanda-album, ‘Internal Radio’ verscheen bij het Amerikaanse Joyful Noise Recordings en werd geproduceerd door de eigenzinnige New Yorker Kramer – dezelfde die aan de wieg stond van de carrières van artiesten als Galaxy 500, Daniel Johnston en Low, die stuk voor stuk school maakten met extreem kwetsbare muziek. Naast haar eigen liedjes zingt Tadic ook ‘Devil Town’ van de in 2019 overleden Johnston en sluit ze af met een mooie versie van de Yoko Ono-klassieker ‘Listen, the Snow Is Falling.’
Het optreden van Eerie Wanda vormt een mooie onderbreking tussen alle experiment en pogingen daartoe. En dat geldt enkele uren later ook voor Kaito Winse, de muzikant uit Burkina Faso die de afgelopen jaren bekendheid kreeg als frontman van het Brusselse trio Avalanche Kaito. Waar die groep een uiterst spannende mix van ‘progpunk’ met West-Afrikaanse invulling speelde, gaat Kaito solo veel meer op de exotische-entertainment tour. Het werkt, altijd en overal, maar met het trio maakt hij spannender muziek.
Een van de meest bijzondere performances op Present komt van de Braziliaans-Haagse Rafaele Andrade, die de grens tussen muziek en beeldende kunst onderzoekt met haar ‘knurl’. Het instrument, dat oogt als een soort draaibare cilinder met aan vier zijden een kwartet snaren, kan bespeeld worden als een cello met vier sets snaren die ieder een eigen stemming hebben of met eigen elektronische effecten is verbonden. Het oogt en klinkt spectaculair, maar de achilleshiel is Andrade als uitvoerend muzikant en zangeres. Zodra het ‘nieuwtje’ er af is zakt de performance in. En dat is snel.
Neo-Kraut
Wat zaterdag gerust twee of drie keer zo lang had mogen duren is het concert van Ruidoscuro – een kwartet muzikanten uit de Amsterdamse improscene rond de fantastische drummer Frank Rosaly. Ruggelings in een cirkel, midden in de grote zaal van Willem Twee, zodat het publiek om hen heen kan lopen. Synths, gitaar en drums. Het begint met een groove, repetitief, opwindend en langzaam uitgroeiend door elkaar kronkelend en complexer wordend. Opwindende muziek die herinnert aan bijvoorbeeld de ‘neo-Kraut’ van het Berlijnse Camera. Naarmate het concert duurt, wordt het alleen maar beter. Het krijgt iets ritueels en onderstreept hoe belangrijk het organische element is bij podiummuziek. En dat organische wordt juist vaak de kop ingedrukt als apparatuur als ‘loopstations’ de uitvoerden muzikanten teveel gaan beheersen. Maar daar is bij Ruidoscoro geen sprake van. Hier zijn het de muzikanten die elkaar opzwepen en voortstuwen. En dan vliegt een halfuur om alsof het vijf minuten zijn. Hoogtepunt van de dag.
Terugblikkend is het tweede Present een fijn festival. Snel en afwisselend, ondanks de ongetwijfeld bescheiden financiële middelen. Misschien is een iets andere verhouding tussen kwanti- en kwaliteit het overwegen waard: In plaats van een dozijn concerten bijvoorbeeld een zeven- of achttal, waarbij dan enkele grotere groepen die het festival meer kunnen ‘dragen’ en solisten als entr’acte.
Rond elven ’s avonds begint er nog een improsessie van Frank Rosaly, Nate Wooley en Jochem van Tol die de analoge synthesizer bespeelt. Van Tol is tevens beeldend kunstenaar en maakt ook deel uit van onder meer The Paper Ensemble en van het rockduo Soon dat twee jaar geleden een opvallend album afleverde.
Rosaly en Wooley beginnen ieder op hun vertrouwde eigenzinnige wijze, waarbij de extreme klankwendingen van de trompettist in eerste instantie weinig aansluiting vinden bij het geluid van de twee anderen. Op een gegeven moment laat hij zijn toeter een helse kreet slaken. ,,Ja dat!’’, roept iemand in het publiek enthousiast. Na een klein kwartier zoekt Wooley muzikaal toch wat meer de anderen op. De bezoekers voelen de ‘click’ tussen de trompettist en de slagwerker. Van Tol stelt zich relatief bescheiden op en legt vooral ondersteunende klanken neer.
En dan, zo tegen half twaalf, legt Wooley zijn trompet even op zij en begint zijn contactmicrofoontjes, snoertjes en plaatje aluminium die om hem heen liggen in een linnen tasje op te bergen. Dan pakt hij zijn instrument weer, blaast nog een paar fijne noten, opent vervolgens zijn trompetkoffer en bergt het instrument op terwijl hij woordloos zingend verder improviseert.
,,Hé, moet je soms een trein halen?’’, klinkt het vanuit het publiek. De trompettist zingt onverstoorbaar door. Als Frank Rosaly een paar minuten later met een ferme klap de sessie beëindigt schiet Wooley met tasje en koffer richting uitgang. Een kwartier later stappen we beiden in de laatste trein richting Amsterdam.
Gezien: Present #2, Za. 20 jan 2024, Willem Twee, Den Bosch