Na debuut ‘Slow Dance In The Cosmos’ dat in 2013 via Bandcamp verscheen, werd Aaron Maine gebombardeerd tot groot talent. Niet onterecht. Zijn indierockliedjes waren toegankelijk én bezaten net dat nauwelijks hoorbare rauwe randje. Sindsdien is zijn werk als Porches behoorlijk richting jaran 1980 pop opgeschoven. Zijn tweede album ‘Pool’ verschijnt op Domino en ontving reeds lovende recensies bij Pitchfork en SPIN. Terecht? Ten dele. Ja, Maine weet hoe je een goed popliedje maakt. ‘Braid’ bijvoorbeeld is in alles perfect: zoet, melancholisch, meezingbaar en toch zorgt de onvaste zang van Maine en de een klein beetje valse synthesizer voor een imperfect laagje. Dat trucje herhaalt de New Yorkse singer-songwriter op dit album twaalf keer. En nee, dat is dus niet twaalf keer een schot in de roos. Maine heeft ontegenzeglijk talent. De manier waarop hij dit, in zijn eigen appartement opgenomen, album knap voorziet van een amateuristisch, imperfect laagje is ongelooflijk knap. In ‘Mood’ en ‘Hours’ klopt alles. Porches klinkt er als het lofi-neefje van Talk Talk. Doet ook wel een beetje denken aan het Canadese duo Junior Boys, dat ook patent heeft op het verklanken van een 21e eeuws 1980-gevoel. Probleem is dat het muzikale vocabulaire van Maine te beperkt is. Nog te beperkt, laten we het daar op houden. Neemt niet weg dat ‘Pool’ bij vlagen een briljant popalbum is. Dat Maine ooit een popalbum gaat maken dat van begin tot eind pop(im)perfectie ademt? Slechts een kwestie van tijd.