Cover Thin Air

Peter Hammill in De Duif: Oeuvrebouwer gaat onder in sterrenslag

Peter Hammill gaf vrijdagavond 29 januari een concert in de tot podium gepromoveerde Amsterdamse kerk De Duif. Het was een prachtige locatie en het was een goed concert. Een optreden dat werd gekenmerkt door talloze subtiele dwarsverbindingen binnen een inmiddels ruim veertig jaar omspannend oeuvre. Peter Hammill is een oeuvrebouwer.

hammill
Peter Hamill

Oeuvrebouwers en de journalistieke media zijn op dit moment niet elkaars beste vrienden. Wat dat betreft onderscheiden de nieuwe, digitale media zich niet van de oude – de papieren kranten en tijdschriften. Maarten Doorman wees er zaterdag 23 januari j.l. op de Forumpagina van De Volkskrant al op: Kunstkritieken moeten steeds sneller en korter, liefst nog beperkt tot een paar toegekende ‘sterretjes’. En als er iets is dat zich daar slecht voor leent, is het wel het werk van ‘oeuvrebouwers’.

Goed, in de literatuurkritiek wordt er nog wel eens uitgepakt en krijgt een recensent in een boekenbijlage soms de ruimte om een nieuwe roman of poëziebundel zorgvuldig binnen het eerdere werk van de schrijver te plaatsen. In  de pop- en rockmuziek en alle aanverwante genres, zo weet ik uit ervaring, mag een albumbespreking de honderdvijftig woorden zelden overschrijden. Een concertrecensie in een dagblad heeft bij vierhonderd woorden doorgaans z’n grens bereikt. Het reduceert de muziekkritiek tot ‘de jacht op het nieuwe’. Laat het volgende album van de artiest een nieuw geluid horen? Staat er een hit op? Vragen die bijna met ja of nee beantwoord kunnen worden, om dan snel over te kunnen gaan naar het volgende te bespreken album. Kwantiteit regeert. Hoe meer albums of concerten er besproken worden, hoe meer lezers je pleziert. Bij lange stukken loop je maar het risico dat lezers ‘afhaken’, wordt vaak gedacht. Vergelijkbaar met het beruchte kijk- of luisterlek als een radio- of tv-programma wat teveel serieuze aandacht vraagt.

Bij oeuvrebouwers werkt die vluchtige vorm van kunstkritiek zelden. Sommige oeuvrebouwers vragen ook  meer ruimte dan anderen. Iemand als Dylan is een icoon. Over hem valt ontzettend veel te zeggen, maar tegelijk mag met betrekking tot Dylan ook veel bij een beetje geïnteresseerd publiek als bekend verondersteld worden. Radiohead zijn ook oeuvrebouwers. Hun ontwikkeling wordt echter gekenmerkt door zulke grote stappen, dat het ingaan op subtiele details doorgaans niet nodig is om een nieuw album of concert van de groep te duiden.In het geval van Peter Hammill, met in totaal zo’n vijftig albums of zijn naam, gaat het echter om nuances die zich onmogelijke laten vangen in een one-liner en wat sterretjes. Hammill is geen muzikant die het publiek wil prikkelen door plotseling van stijl te veranderen en hij richt zich al helemaal niet op hitsuccessen.

“Als kunstenaar ben je je hele loopbaan bezig met het herformuleren van dezelfde levensvragen,’’ zei hij toen ik hem in 2007 interviewde. De kunstenaar en de wetenschapper proberen allebei met hun werk een beeld of model van de werkelijkheid te scheppen en dat beeld of model steeds verder te verfijnen, zei hij later in datzelfde gesprek. ,,Met dat verschil dat een wetenschappelijk model ook geacht wordt een voorspellende waarde te hebben. Daar heb je als kunstenaar gelukkig minder mee te maken.’’

Wie Peter Hammill door de jaren heen gevolgd heeft kent zijn fascinatie voor paradoxen. De rationele mens die keer op keer geconfronteerd wordt met het lot en daar mee om probeert te gaan. In puur muzikale zin kruiste zijn eigen pad in de jaren zeventig – de tijd van zijn groep Van Der Graaf Generator – dat van de hoofdstroom in de rock van dat moment: de progrock. Daar dankt hij nog altijd zijn grootste bekendheid aan. En een deel van zijn fans bezoekt nog steeds zijn concerten om aan die muziek herinnerd te worden.

Eigenlijk vindt Hammill zijn definitieve muzikale idioom echter pas ruim tien jaar later, in de late jaren tachtig. Daarin is een prominente plaats ingeruimd voor zijn markante, vaak overslaande stemgeluid. Niet altijd ‘mooi’, we intens. Zanglijnen die hij veelvuldig buigt en regelmatig schijnbaar van de melodische rails laat lopen. Voor de oppervlakkige luisteraar kan dat al snel een ‘trucje’ gaan lijken. Voor wie het oeuvre als geheel in beschouwing neemt is het een kenmerkend stijl-element.

Daarnaast is er de thematiek van zijn songs. Je kunt je op je zestigste nog wel in jezelf als twintiger verplaatsen, maar andersom is het een stuk moeilijker. De paradoxen lopen weliswaar als een rode draad door het werk van Hammill, maar Dat neemt niet weg dat de Brit inmiddels anders in het leven staat dan veertig of dertig jaar geleden. In 1978 nam hij de song ‘The Future Now’ op, Hij was toen achter in de twintig en het nummer ademt de drang om de wereld en het leven te bestormen:

I want the future now,
I want to see it on the screen,
I want to break the bounds:
Make life worth more than dreams.

Het nummer gold lange tijd bijna als een soort ‘lijflied’. In de jaren tachtig zong Hammill het bijna ieder concert. Nu, in De Duif niet meer. Veelzeggend.Twintig jaar na ‘The Future Now’ – op het album ‘Everyone you hold’, eind jaren negentig – begon die drang tot stormen al meer en meer plaats te maken voor een soort contemplatieve berusting. En het afgelopen jaar verschenen ‘Thin Air’ is meer dan ooit tevoren bij Peter Hammill een album over verlies. Songs van een man die op een leeftijd is gekomen dat mensen in je omgeving je op allerlei manieren beginnen te ontvallen – of het nou het overlijden van je ouders is, of de kinderen die het huis uitgaan. Gebeurtenissen die je ook steeds sterker met je eigen sterfelijkheid confronteren. Ervaringen waar je je als twintigjarige nog geen concrete voorstelling bij kunt maken.

thinair
Cover: Thin Air

Tijdens zijn optreden in De Duif zingt hij slechts een drietal stukken van ‘Thin Air’. Toch heeft het hele optreden de sfeer van dat album. Verlies. Twee songs van ‘Over’, zijn echtscheidingsalbum uit 1976. Twee songs van ‘And as close as this’, waarop de teloorgang van een relatie, een vriendschap, wordt bezongen. ‘Amnesiac’, een song over geheugenverlies uit 1996. En niet te vergeten het schitterende ‘Meanwhile my Mother’, over zijn dementerende moeder, van zijn voorlaatste album ‘Singularity’. In ‘Four Pails’ uit 1986 bezingt hij het langzaam verdwijnen van de illusie dat de mens veel meer zou zijn dan een paar kruiken water en een zakje mineralen. En het dertig jaar oude ‘Faculty-X’ stamt weliswaar uit de tijd van ‘The Future Now’. Maar klinkt een stuk wanhopiger: Still I hope that the change will come. Stuk voor stuk songs die zorgvuldig uit zijn inmiddels immense repertoire zijn geselecteerd. Niet omdat ze bekend of populair zijn – integendeel. Maar omdat ze samen gepresenteerd iets toevoegen. Zoals een zorgvuldig samengestelde expositie de getoonde schilderijen een meerwaarde kan geven.

En hoezeer al het gezongen repertoire ook samengehouden wordt door thema’s als verlies, neergang en uiteenvallen, toch is Hammill in Amsterdam allesbehalve neerslachtig, laat staan nihilistisch. De nog immer graatmagere Brit presenteert zich flegmatiek charmant zoals hij al decennia lang doet. Zijn concert is een beeld van de werkelijkheid. Hammills werkelijkheid anno 2010.

Ik heb in dit stuk inmiddels bijna 1200 woorden gebruikt en nog allerminst het gevoel dat ik in de buurt kom van een zorgvuldige analyse. Natuurlijk zou het schitterend zijn als ik het concert in één tot vijf sterren kon vatten. Ik kan het niet. En ik weet niet of dat mijn onmacht is of de klasse van Hammill.

tekst:
Peter Bruyn
beeld:
thinair
geplaatst:
ma 1 feb 2010

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!