Alles was gezegd, de missie was volbracht. We hebben de uitvinders van de Industriële Muziek altijd gewaardeerd als een groep die op het juiste moment wist te starten en (vooral) te stoppen. Hippe improvisatiesessies (TGNow, 2004), dure reünieconcerten in bungalowparken en nieuw materiaal passen niet in dit perfecte plaatje. De natuurwet dicteert nu eenmaal dat al wat (hoog)vliegt vroeg of laat ook valt. Wanneer we de hernieuwde vlijt beluisteren, blijft ons onbehagen constant en manifest aanwezig. De verknipte jazzinvloeden (piano, borsteldrums) zijn een interessante nieuwigheid, maar we willen niet zover gaan als enkele misleide geesten die gewagen van een freejazz wedergeboorte. Met kraaknette apparatuur en samples het vuile, zelfontworpen improvisatiegeluid van de zwartste dagen uit de jaren 1970 trachten te evenaren, is ook al tot mislukken gedoemd. Wanneer de stem van Zijne Tweeslachtigheid Genesis Breyer P-Orridge ons vriendelijk toespreekt, klinkt hij/zij nog altijd even welkom als een kinderlokker op een kleuterfeestje. Toch verzinkt het emotionele hoogtepunt Rabbit Snare in het niets in het licht van het verleden (Persuasion, The Old Man Smiled of Weeping). Op andere momenten (Almost A Kiss) mijmeren we dat Psychic TV (She Touched Me) dit ooit beter deed. Deze cd is niet zonder verdienste, maar in dit geval is een dergelijke quotatie te interpreteren als ruim onvoldoende. Veiligheid en middelmatigheid zijn immers termen die we liever niet met TG in verband brengen. Part Two – The Endless Not is de lijkvlek op de erfenis, een roestkleurige stuiver in een kist vol antiek goud.