De stroom heruitgaven van het werk van Hans-Joachim Roedelius blijft voortduren. Niet dat we dat erg vinden. Bureau B kiest elke keer voor platen uit s mans omvangrijke oeuvre die minder bekend zijn of die nauwelijks zijn te vinden. Deze keer kan iedereen (opnieuw) kennis maken met zijn achtste soloalbum, oorspronkelijk verschenen in 1982. Roedelius had net de opnames voor Curiosum van Cluster achter de rug. Dat had zo zijn invloed op het maken van Offene Tueren, dat iets avant-gardistischer klinkt dan zijn voorgangers. Hij grijpt weliswaar terug naar de basis die hij had gelegd met zijn serie Selbstportrait, minimale, onaf lijkende miniaturen die het midden houden tussen ambient en new age. Hij breekt die echter open, waardoor heel subtiele, bijna dansbare elementen opduiken alsook deuntjes die in een geflipte circusshow niet uit de toon zouden vallen. Het lijkt alsof Roedelius in een humoristische bui was waarin alles kon en mocht. Als we dat aftoetsen aan zijn vijfde soloalbum Selbstportrait III: Reise Durch Arcadien, merken we dat de muziek die hierop prijkt, zich veel meer op de achtergrond houdt. De acht stukken zijn weliswaar soms ietwat frivool, maar dwingen tot mediteren, sporen ons aan om rust te zoeken. Het zijn muzikale sketches die Roedelius thuis opnam, ideeën die hij niet wilde kwijt geraken. Hij liet ze echter telkens een beetje onaf. Offene Tueren, met heel wat kerkorgel, is sacraler en neigt ietwat naar prog, terwijl dit zelfportret veeleer vintage Roedelius blijkt te zijn.