Alsof de aarde zich met een grote grom opent, klaar om alles wat passeert in een hap met de net gecreëerde muil te verorberen. De wereld weg, een desolaat landschap achterlatend, waar enkel wenen het juiste antwoord op elke vraag vormt. De eerste vijf seconden van Death Earth trekken je met een dierlijke grunt in het meest duistere nummer dat op ‘Obsidian’ staat. Kille industrial hiphop, niet geheel representatief voor de tweede plaat van Baths, maar wel getuigende van een andere insteek dan op de voorganger ‘Cerulean’ uit 2010. Liet de toen eenentwintigjarige Will Wiesenfeld vooral veel licht schijnen door zijn mix van gebroken ritmes, hiphop en indietronics, in 2013 is er een donkere wolk tussen hem en de zon komen hangen. Een donkere wolk die is geboren uit een E. coli-infectie die hem een groot deel van het afgelopen jaar aan bed bond. Angst, dood, twijfel en machteloosheid weerklinken dan ook in nummers als ‘Worsening’, ‘Ironworks’ (waar Baths neoklassiek in zijn gebroken clicks en clacks brengt) en ‘No Past Lives’. Momenten waarop de treurnis van Ben Christophers met Styrofoam en experimentele hiphop lijkt samen te smelten. Momenten ook waar Weisenfeld het niet erg vindt om tegen de haren in te wrijven, met ontzette ritmes, maar ook met woorden die hier minder met filters zijn weggemoffeld dan op de voorganger. Teksten die verstaan mogen worden op een plaat die gehoord mag worden. Voller en dieper dan de voorganger is op ‘Obsidian’ een uitdagende wandeltocht langs de twijfels van een vierentwintigjarige die even de dood in de ogen heeft gekeken en zelfs vanuit de onder zijn voeten openscheurende aarde de hel naar hem hoorde roepen, grommend en wel.