‘I’m getting older now as we all are’. Juist. In de jaren 1970 zongen TVP over part-time punks die dweepten met The Clash. In ‘My Dark Places’ sijpelt de eenentwintigste eeuw door, in de vorm van een e-mail en een veeleer bizarre verwijzing naar Puff Daddy. Maar modieus op de kar springen, nee, da’s niet aan Daniel Treacy besteed. De man trekt zijn karretje voort, een zwaar verleden meetorsend (drugs, dakloosheid en recent een periode achter tralies), onverstoorbaar in zijn onpeilbare treurigheid, maar om een kwinkslag nooit verlegen. Deze plaat, de eerste na elf jaar van ellende, is ook weer een lofi-brouwseltje van naïef-kinderlijke charme, grimmige maar nooit gemene beschouwingen en oerbritse weirdness (‘bloody cheeky bugger!’). Wisselvallig, maar met een slottryptiek dat je met een bloedend hart achterlaat. Authenticiteit is een begrip dat aan inflatie onderhevig is, maar Treacy is ‘authentiek’ authentiek. Hij schuwt het sonische experiment niet, wellicht vooral een gevolg van zijn eerder beperkte muzikale talent (om het erg vriendelijk te formuleren). En toegegeven, het experiment mislukt vaker dan het lukt. Te druk of te sleperig, onhandig gesample en enkele serieuze stinkers. Maar op emotionele effectzoekerij zal je hem niet betrappen. Recht uit de cel en recht uit het hart. De originele Babyshambles, zo wil men Treacy aan de jonkies verslijten. Da’s een beetje als XTC de originele Kaiser Chiefs noemen, of Grandmaster Flash de originele 50 Cent. Maar ach, wat zou de wereld zonder marketing zijn?