Waar het bestaan van de Sublime Frequencies radars nog duchtig in G69 werd uitgediept, zo levendig blijven frisse edities van de plank springen. In dit geval alles wat geografisch strekt van Mesopotanië tot aan Indochina, daarbij een kwart eeuw terugblikkend in de tijd. De reis begint in ISAN, het gebied tussen Laos en noordelijk Thailand, waar de lokale pop van de jaren 70 tot 80 wordt verkend. De term Molam verwijst naar de kunst van meester zanger(es), die hier is versmolten door de invloed van de nieuwe westerse instrumenten en de electriciteit begon over te nemen. Het ritme van de zang valt meteen op door impulsieve tempowisselingen en scherp gezongen wordt. De soundtrack is een melange van westerse 60’s pop met lokale folk instrumenten zoals de khaen (een mondorgel van bamboe), de sor (een fluit) en luit-gelijkend objecten zoals de phin en soong. Die combinatie zorgt voor aparte texturen; deels gamelan op een huppelend tempo, anderzijds trage melancholieke melodieën voor bij de opium. Radio Pyongyang is van een zeer recent opgenomen kaliber en de speelsheid heeft plaatsgemaakt voor geregisseerde collectiviteit in dienst van Kim Jong-il. Het gaat van orchestrale synthpop met geinige effectjes tot aan dramatische opera wendingen. Wat opvalt is dat de zang bijna altijd in koor is, om de doctrine van het kameraadschap levend te houden, met name de liefde voor de leider. Het toegangskaartje tot de creatieve aard van Noord Korea is afgegeven en de wisselwerking tussen het absurde en de propaganda is zeer vermakelijk. Het is alsof er een alternatief songfestival gaande is, waarbij de stemmen allang zijn geteld en de prijzen zijn vergeven. The Guitars of the Golden Triangle behandeld de verborgen gloriejaren uit de Shan provincie van het oude Birma. Gitaarmuziek met een hevige westerse inslag, maar eigenwijze stijlen trouw blijvend ook al speelt men garage, country, blues of psychedelische rockvarianten. Die laatste variant is eigenlijk de meest passende, want het betreft hier immers de notoire gouden driehoek regio van de papaver oogsten. Lokale sterren hebben elk hun eigen status, zoals Lashio Thein Aung de ‘Birmese Texaan’ en Saing Saing Maw de vergeten psyche rock pioneer zijn. In Nepal aangekomen, worden veldopnames intensief geplukt van de straat of de radio zoals vanouds. De stijlen zijn niet onder een noemen te plaatse en hangen tussen Indiaase en Afghaanse invloeden in. Klaagzangen, stramme vioolklanken, fluit en drum composities en sitar psychedelica komen ons tegemoet. Het is geen ontdekking van een ouderwetse of onbekende stroming, maar eerder momentopnames van het huidige Himalaya koninkrijk, waar het volk zich door alle buren heeft laten beïnvloeden. De tranqiliteit komt zijn belofte goed na. De laatste in deze serie, Choubi Choubi!, verhaalt deels over een socialistisch Irak voordat gifwolk Saddam zich in de zetel nestelde, maar ook over het Saddam tijdperk zelve. De Choubi is een bepaald ritme dat model staat voor alle Iraakse folkstijlen zoals Basta, Bezikh, Hecha en Mawal. Ja’afar Hassan’s opener van 70’s oase jazz is pure schoonheid die qua stijl sterk doet denken aan de jazz uit de Ethiopiques serie zonder dat deze ooit van elkaar geweten hebben. Een andere schone ontdekking is de khisba of zanbour, een ritmische handdrum die keer op keer een intrigrerend machinegeweer salvo voortbrengt dat welhaast digitaal aanvoelt. Zo ook is er zang die soms met vocoders lijkt te zijn uitgevoerd. Deze opnames zijn stuk voor stuk goudklompjes die de gebruikelijke lege-blikken-pop, zoals te horen in onze noordelijke Arabische stadswijken, dik aftroeft. SF stelt de kwestie aan de kaak of deze levendige folkstroming sinds 2003 misschien voorgoed tot het verleden zal behoren, een onbeschreven einde achterlatend. Alweer een pluim voor de Bishop broeders.