Raz Ohara heeft zichzelf opnieuw uitgevonden: rond de eeuwwisseling maakte hij gitaarliedjes, tegenwoordig bedwelmende dub met zijn stem vaag op de achtergrond. De klanken zijn zowel akoestische als elektronisch. Uiteindelijk gaat het om het ritme en de klank, niet om de afkomst er van. De in Berlijn woonachtige Deen leverde zijn eerste twee albums rond de eeuwwisseling, maar waren niet de moeite van het vermelden in dit blad waard. Zijn stem was van bekoorlijke klasse, maar zijn liedjes als dertien in een dozijn. De twee albums daarna verschijnen onder de naam Raz Ohara And The Odd Orchestra en de nummers worden veelbelovend, met veel hypnotiserend gitaargetokkel en dito zweverige klanken. Hun album ‘II’ uit 2009 zou ik omschrijven als psychedelische soul: lekker gezwollen en elektronischer dan zijn vorige albums – met terugwerkende kracht een aanrader. In de afgelopen jaren verschenen onder zijn eigen naam verschillende uitstapjes naar deep house; een verdere ontwikkeling in zijn repertoire naar dub waarin het om sfeer gaat, was dus waar te nemen. Eind januari 2014 zal zijn derde album onder zijn eigen naam verschijnen. Zijn heldere stem blijft vaak op de achtergrond, de sfeer die voornamelijk wordt gevormd door het ritme – hoe vaag en onderbroken ook – overheerst. Ohara neemt rustig de tijd om zijn nummers te laten ontluiken. Nu eens zijn het korte organisch klanken, ritmes en stemgeluiden, die doen denken aan een bedompte onderwaterwereld, trage abstracte dub; dan weer zijn het kabbelende drones, diepe gezwollen bassen, lange synthesizerklanken, die warm en fragiel tegelijk voelen. Gevarieerd aanbod om bij weg te dromen.