Het is een wat vreemde benaming, maar British Sea Power is een charmant bandje. Podiumkunsten en albumprestaties komen niet overeen, waardoor het lastig hoogte krijgen is van dit zestal uit Brighton. En dat is wel eens fijn. Toen de band in 2003 toen nog een kwartet hun eerste album ‘The Decline Of British Sea Power’ uitbracht, was het chaos: hysterisch gitaarwerk met uitzinnige, warrige zang. Maar in 2005, bij de tweede plaat ‘Open Season’ vond de band meer rust. Op het podium hield de hysterie echter stand. En nog steeds, zo bleek tijdens hun optreden op Incubate 2012: dronken managers, flessen whisky gingen op en kartonnen robots streden met elkaar tot ze gehavend van het podium vielen. Niet bepaald volwassen. Maar met het nieuwe album ‘Machineries Of Joy’ is dat anders. British Sea Power is hierop soms wat bombastisch, maar overwegend beheerst en geordend. Het titelnummer is de eerste single van de plaat en heeft een prachtige opbouw met een krautrock-achtige drumpartij. Het geeft het nummer het rauwe randje waar de band bekend om staat, maar weet tegelijk de rust te bewaren. ‘K-Hole’ is gekker en uitbundiger, maar ook hier vliegt de band niet uit de bocht. Gevolg: een volwassen geheel. De voorzichtige ommekeer zal alles te maken hebben met de recente toevoeging van toetsenist/cornetspeler Phil Sumner en violiste Abi Fry. Dit tweetal is ook verantwoordelijk voor zes van de tien nummers. Hun bijdrage tempert de hormonen van de Britten, maar door de onderliggende spanning en slaperige zangstem van Scott ‘Yan’ Wilkinson krijgen we nog altijd weinig grip op Britisch Sea Power.