Aan lofi-surfpopbandjes met meisjeszang is op zich geen gebrek, maar veel van dergelijke bandjes hebben een beperkte houdbaarheid. De charme van het genre zit ’m in de naïeve onbevangenheid waarmee platgetreden paden worden betreden en de aantrekkelijke mix van puberale bravoure en kwetsbaarheid waamee deze paden worden afgetast. Wanneer er vroeg of laat een zekere bedrevenheid of zelfs routine begint te onstaan, komt zo’n bandje in de maalstroom van indiepopbandjes terecht en volgen er in het beste geval nog een paar aardige platen met duurdere producers en gewiekstere marketing. Zo verging het bijvoorbeeld Veronica Falls, een band waaraan je meteen denkt wanneer je naar ‘Loom’ van het Britse Fear of men luistert. Juist daarom is het goed dat er regelmatig nieuwe aanwas is. Een studentenstad knapt er immers ook elke september weer van op als er een nieuwe lading eerstejaars arriveert. Na de ontgroening gaan ook zij veelal op in de grote massa en begin je langzaam weer uit te zien naar de nieuwe lichting.
Originaliteit is hier dus ver te zoeken, maar voor wie eerder al vlinders in zijn of haar buik kreeg van bijvoorbeeld Frankie Rose of Camera Obscura, valt er ook op deze plaat genoeg te zwijmelen. Echte uitschieters zijn moeilijk aan te wijzen, al beklijven de meer uptempo songs als ‘Waterfall’ en ‘Descent’ duidelijk beter. Het mierzoete ‘Seer’ schuurt wat te dicht tegen the Cranberries aan (tweestemmige kopzang, Iers getint folksfeertje) en werpt wellicht zn schaduw vooruit op toekomstige platen van dit viertal. De hoop dat de androphobia van deze band dermate groot is dat ze in een noodgedwongen isolement hun naïviteit en kwetsbaarheid weten te behouden, wordt helaas al bij voorbaat in de kiem gesmoord: de band is op dit moment voorprogramma van The Pains of Being Pure at Heart.