Het kwartet The Early Hours uit Perth, Australië was muzikaal actief van halfweg de jaren 1980 tot op het einde van dat decennium. Ze maakten er deel uit van een hele scène die zich toelegde op powerpop met een garagetintje, brave rockliedjes dus met koortjes, een streepjesshirt om het lijf, een overjaars brilletje op de neus en een uiterlijk waar de gemiddelde schoonmoeder best tevreden mee zou zijn. Een bandje als tijdverdrijf van een stel brave tieners die best wel een aangenaam klinkend liedje in elkaar weten te zetten maar net niet goed genoeg om ook liedjes te schrijven die blijven hangen. Op deze cd vinden we de twee albums, Top 10 Hits en Evolution, integraal terug, aangevuld met hun single Im Drained die indertijd uitkwam bij Screaming Apple. Zevenentwintig liedjes in totaal zijn dat, hun volledige catalogus zondagochtendpop zeg maar. Voor wie een belletje gaat rinkelen bij namen van bands als The Stems en DM3 is deze cd een welkome toevoeging aan hun collectie Australische powerpop (www.offthehip.com.au). Voor al de anderen bevelen we de schitterende schijf van The Monks aan. Deze legendarische band, met een tonsuur op het hoofd geschoren en in monnikspijen gehuld, is verantwoordelijk voor de legendarische jaren 1960-plaat Black Monk Time (1968), die sindsdien al ettelijke keren terecht opnieuw werd uitgebracht. De bezetting van de band bestond uit vijf Amerikaanse GIs die in Duitsland waren gestationeerd en met hun tijd en creativiteit geen blijf wisten. Het kerkorgeltje, de rudimentaire ritmes, de anti-Beatleshouding, het onmelodische karakter van de liedjes die toch zeer aanstekelijk werken, het zijn de kenmerken van deze klassieker. Op Demo Tapes 1965 krijgen we eerdere versies van het merendeel van de tracks die op hun cultplaat terecht kwamen. Een paar andere hier aanwezige premature nummers (Pretty Suzanne, Hushie Pushie) haalden het debuut niet, maar zijn heel erg de moeite. Twee nummers die uitkwamen onder de naam Five Torquays (gewoon The Monks onder een andere naam en voor ze hun tonsuur hadden) werden aan de demos toegevoegd. Als extra bonus werd Jason Forrests bijdrage aan Silver Monk Time A Tribute To The Monks toegevoegd. Dit Monk Hop past wonderwel bij de rest van de plaat, Forrest snapt perfect waar het bij The Monks om ging. Wat een beetje vreemd is in dit geval is dat de demos meer gepolijst klinken dan hun uiteindelijke versie op Black Monk Time. Die plaat is niet alleen korter, maar ook een stuk sneller, rauwer en to the point. Essentieel plaatje is dit, dat nog steeds hip klinkt, ondanks dat de opnames meer dan veertig jaar oud zijn (www.munster-records.com). Sacred Cowboys is dan weer zon band die eigenlijk rond boegbeeld Garry Gray (songschrijver en zang) draait en bij momenten actief is sinds 1992 zonder ooit brokken te maken. En dat zal Gray met zijn voor de zoveelste keer opnieuw op de rails gezette band ook dit keer niet lukken. Gitaarpop van de tweede rij penden we neer bij het beluisteren van dit schijfje, en daar is niets van gelogen. Grays zang doet soms denken aan die van de latere Jim Kerr (Simple Minds) toen de man moddervet stond te wezen op stadionpodia waar zijn band de meest achterhaalde bombast door de speakers joeg. Muzikaal klinkt de band dan weer als de eerste onopgemerkte plaat van diezelfde Simple Minds, om maar te zeggen: het is het altijd net niet. Beste nummer van de plaat is Psyche Out, dat een lichte Beasts Of Bourbon-stempel meekreeg. Een matige cover van Bangkok (Alex Chilton) rondt deze middelmaatcd waardig af.