Interstellar Overbike

Tivol is zo’n band die al jaren actief is maar waar nog nooit iemand van heeft gehoord. Daar zou nu wel eens verandering in kunnen komen, gezien de drie tracks die samen een auditieve mindfuck van jewelste vormen. Het zijn drie psychedelische monsters die van meet af aan alle pedaaleffecten ingedrukt houden en het trio zet ook meteen vaart in hun sound. Geen gezweef dat eindigt in een sonische nachtmerrie, neen, gewoon rechtdoor constant alles geven. Gitaar, bas, drums en een vervreemdende Finse voordracht vormen samen een versmelting van High Rise, Acid Mothers Temple, Mainliner en de stem van Damo Suzuki. Tivol gaat verder waar Circle ophoudt en geeft de heren van Pharaoh Overlord het nakijken. De debuutplaat van Sala-Arhimo komt na de monolithische bom van Tivol als een ware verademing. We blijven in Finland maar komen terecht in wat vandaag de dag als het Fonal-universum te boek staat. Mooie zang, een gevarieerd instrumentarium (met onder meer een atypische saxofoon) en een gerichtheid op melodische drones met erbij passende zang, eerder dan de experimentele toer op te gaan zoals ’s mans kameraden van Avarus of Kemialliset Ystavat. De verstilde schoonheid die we op deze cd te horen krijgen, is evident als we lezen dat de man regelmatig Islaja bijstaat en tevens regelmatig op tournee gaat met Larkin Grimm. Hij kon zijn muzikale vrienden veel slechter hebben getroffen. De naam Stefan Neville zou een belletje of drie kunnen doen rinkelen. Hij zit namelijk ook achter Pumice en Yeahnahvienna en werkt regelmatig samen met onder meer C.J.A., >b>Anthony Milton, Chris Knox (Tall Dwarfs) en Campbell Kneale (Birchville Cat Motel). Onderhavig ‘Do Not Destroy’ is een heruitgave van een werkje uit 2003, waarop Neville twaalf tracks heeft verzameld die hij maakte na een drukke werkdag als magazijnier. De twee weken die hij die activiteit uitvoerde, bezorgden hem na de werkuren voldoende frustratie om quasi elke dag een nummer uit zijn lofi-mouw te schudden. Simpele, van distortie overlopende liedjes, overstuurd en op 2-track opgenomen, met achtergrondruis, haperingen, lawaai en de hele reutemeteut erbij, zoals het hoort in dit genre. Elke avond na het werk een nummertje maken, en de track als titel de datum van die bewuste dag geven. Hometaping zoals we het al een tijdje niet meer hoorden, met rammelende percussie, piepende keyboards en wat gitaar- en ukelelegepingel. Neville zelf houdt vooral zijn mond, want zang zou de gecreëerde chaotische klanken alleen maar verstoren. Doorbijtcd’ke, jawel. Swagger Jack maakt het ons iets makkelijker met hillbilly, bluegrass en folk over kampvuurtjes. Nieuw-Zeelandse kampvuurtjes dan wel, gezien door de ogen van Antony Milton, want hij is het die achter het banier Swagger Jack schuil gaat. Hij gaat op deze plaat terug naar de traditie van bands als This Kind Of Punishment en The Terminals. Zijn bewondering voor collega-troubadours als Roy Montgomery en Alastair Galbraith zitten eveneens verborgen ergens in de vijftien liedjes. Gelukkig zijn het geen sandalen-, hippie-, bloemetjes en bijtjes- kampvuurliedjes, maar geeft Milton alle nummers een typische draai van ginder achter. John Fahey op stap in weidse woestijnlandschappen en ’s avonds ladderzat brallend aan een vuurtje met een liedje of drie aan het spit.

tekst:
Patrick Bruneel
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!