Zes jaar heeft het geduurd alvorens het trio Magrudergrind voldoende agressie en frustratie had opgebouwd om een nieuwe portie übergrind op ons los te laten. Eerlijk gezegd duurt dat bij ons zowat een halve dag, zeker als we ons met de bakfiets (fuck off al die mensen die dat een hippietuig vinden) in het verkeer begeven waar elke automobilist, hoe ouder hoe eerder, ons voortdurend de pas afsnijdt. En ons als uitschot beschouwt als we er commentaar op geven, zeker nu de kinderen hun bivakmuts, helemaal in de tijdsgeest, op hun hoofd hebben. Kurt Ballou was producer van dienst en dan hoeven we er geen droedel bij te verzinnen om u diets te maken dat de vijftien nummers in een razend en snoeihard tempo voorbijrazen. Houden Avi Kulawy (zang), R.J. Ober (gitaar) en Casey Moore (drums) even halt om op adem te komen? Neen, natuurlijk niet. Waarom zouden ze, als ze het maar eens om de zes jaar hoeven vol te houden. Liefhebbers van Spazz, godfathers Napalm Death, Pig Destroyer en aanverwante zielen kunnen hun hartje ophalen met ‘II’, liefst met een boterham salami bij de hand. Agoraphobic Nosebleed werd op een dag vol haat opgericht in 1994. Bij een gebrek aan een drummer besloot de band van meet af aan aan de slag te gaan met een op hol geslagen drummachine. Grindcore was toen hun ding. Veel bezettingswissels en muzikale koerswijzigingen later, al bleef het altijd extreem, is de band een kwartet met nog immer Scott Hull aan het roer (gitaar en allerlei machinerie). Na een korte break kiest de band er nu voor om vier platen uit te brengen die elk de invalshoek van een van de huidige groepsleden vertegenwoordigd. KAT krijgt de eer om de set te openen met drie nummers die dichter bij Crowbar en Melvins (‘Not A Daughter’) aanleunen dan bij Pig Destroyer. Sludge is het toverwoord voor deze plaat die een klein half uur door beukt. Het Californische Seven Sisters Of Sleep debuteert op Relapse met zijn derde plaat die meteen hun meest gevarieerde en tegelijk zowel de meest bombastische als hardste uit hun carrière is geworden. Het kwintet maakt er een sport van om een resem van de hardere genres met elkaar te versmelten in een poging om er iets nieuws uit te destilleren. Doom; death metal, d-beat, grind en black metal worden in de mixer tot murw geklopt waarna zanger/schreeuwer Tim McAlary zijn gang mag gaan. Soms heeft hij wel wat moeite om boven de pokkeherrie van zijn kompanen uit te komen, al is dat waarschijnlijk de bedoeling. Een studio-ingenieur als Paul Miner, die werkte met onder meer Terror en Motörhead, weet namelijk wel hoe hij een en ander zo krachtig en fors mogelijk hoort te laten klinken. Toch is hun plaat wat ons betreft de minst tot de verbeelding sprekende van dit trio, omdat ze het minst de vooropgestelde doelstelling haalt.