In Palladina groeien de algen onstuitbaar, waardoor het leven in de Zuid-Amerikaanse havenstad volledig stilvalt. Er komen nog nauwelijks schepen aan, en alleen zij die te oud zijn of om andere reden niet naar ergens anders kunnen, blijven achter. De achterblijvers zijn dan ook de hoofdpersonages van de verhalenbundel ‘Het laatste Kind’ van Gilles van der Loo. Geen echte roman, want hoewel elk hoofdstuk zich in en rond Palladina afspeelt en personages in de verschillende verhalen terugkomen, krijgen we telkens iemand nieuw aan het woord, van een oude kruideniersvrouw over een flamboyante homoseksueel en een lolita tot een buitenlandse schrijver die een affaire begint met een weduwe. De verhalen draaien allemaal om verlies, vereenzaming en uitzichtloosheid. En misschien is dat ook meteen het probleem, want ‘Het laatste kind’ is niet bijster origineel. Er zit een klein scheutje magisch realisme in, maar voor de rest is het een typisch product van de schrijversacademie. Zo is er een overvloed aan beschrijvende adjectieven die een sfeer zouden moeten oproepen maar in het merendeel van de gevallen het ritme van de tekst in de weg zitten. Typische schrijversomschrijvingen zoals mahoniehouten kastjes en parelmoer hoor je nooit in het echt, maar het zijn onvermijdelijke clichés op de schrijverschool. Bovendien is ook de opbouw van elk verhaal erg schematisch en voorspelbaar. Met dit soort verhalen win je misschien wel provinciale schrijfwedstrijden, maar echt onvergetelijke of verrassende literatuur levert het niet op. Wie de trucjes kent, geraakt al snel verveeld met zo’n boek. Natuurlijk: het is een debuut, en ik ben al vaker verrast geweest door een tweede boek van een auteur wiens eerste boek ik maar niets vond. We kunnen alleen maar hopen dat van der Loo tegen dan alles is vergeten wat hij geleerd heeft over het schrijven van verhalen.