Afgelopen voorjaar viel het bericht in de bus dat niemand minder dan Thurston Moore curator van de tiende editie van Sonic City, het najaarsfestival van Wilde Westen/De Kreun, zou worden. Hoge verwachtingen werden gecreëerd, vraag is dus of die ook werden ingelost?
Een bouwwerf
Toen de affiche langzaam binnendruppelde bleek de belangstelling zeer groot. Zo groot dat de vertrouwde, soms wat benepen, Kreun werd verlaten voor een nieuwe locatie, Depart. Een nieuwe evenementenhal in oude spoorwegloodsen. En nieuw is letterlijk te nemen, pas een tweetal maanden open, het voorplein is nog een bouwwerf.
Recensies, het blijft trouwens een vak apart. Mensen die het eens zijn met wat je schrijft knikken instemmend. Als ze het niet eens zijn met je krijg je wel eens te horen dat je niet objectief bent. Objectief gezien kunnen we vaststellen dat het hier ging om een festival in Kortrijk dat plaatsvond van vrijdag 10 november 2017 tot en met zondag 12 november 2017. Eigenlijk zelfs tot maandag 13 november 2017. Vanaf nu neemt de subjectiviteit alleen maar toe.
Een ellenlange file
Vooraleer op zaterdag en zondag te verhuizen naar die nieuwe stek was er de pre party in de vertrouwde Kreun. Een stel mannetjes in korte shorts die tegen een bal stampen en vage werken op de snelweg zorgden ervoor dat de normale reistijd verdrievoudigd werd. Brian Case? Gemist. METZ? Gemist. Moon Duo dan maar. Sinds een tijdje geen duo meer, maar een trio. De motorische krautpsych is er alleen maar strakker van geworden. De hele psychedelische rockgolf van een paar jaar geleden mag dan wel in een dalende lijn zitten, Moon Duo blijft fier overeind. Hier bewijzen ze ook waarom. Dat dendert maar door, de gitaren van Ripley Johnson (keurig geknipte baard trouwens tegenwoordig) blijven alle kanten van de kosmos verkennen en zijn wederhelft Sanae Yamada doe hetzelfde met de klanken uit haar keyboard. En die drummer, die blijft maar motorisch doordrummen. Het resultaat? Vette psychedelische krautjams die uiteindelijk tot stilstand komen na een mistige cover van ‘No Fun’. Nou, dat laatste is gelogen!
Eén van de redenen om die file te trotseren staat daarna op het podium. The Soft Moon. We kunnen niet meer tellen hoe vaak we Luis Vasquez en zijn band al aan het werk zagen. Als we de kans krijgen zijn we erbij. Waarom? Het moet zijn dat ze met hun door industrial en wave beïnvloedde geluid ons blijven triggeren. Ook nu weer, we kregen hier al een paar nummers uit hun album dat volgend jaar zal verschijnen. Dat belooft een donker, zeer aggressief plaatje te worden. En dat was ook hoe we de rest van de set aanvoelden. Muziek die schuurt langs donkere plekken. De tijdsgeest zorgt dat dit nodig is. Geen compromis meer, beuken tegen vastgeroeste conventies. Vazquez bijt en sneert. De lichtman heeft acute aanvallen van epilepsie. Bier vliegt door de zaal. Kijk, net wat er nodig was om de pre party helemaal op gang te trekken. Dachten we. Misrekening, De Kreun liep vrij snel leeg. Op dan maar naar de Family Room die we hadden geboekt in een lokaal hotel. Om nog een beetje rock’n’roll te zijn hebben we dan voor we gingen slapen nog even grondig verbouwd. Kwestie van in de juiste spirit te zitten én omdat de Feng Shui van die kamer in orde moest zijn, zullen we maar zeggen.
Een mooie ereronde
Na een stevig ontbijt konden we er terug tegenaan. Naar die nieuwe locatie dus. Beetje gedoe aan de ingang wel. De identiteitskaart moest gescand worden. Blijkbaar om te zien of wij wel degelijk 18+ waren. Waarom je die dan moet scannen is ons een raadsel? Onze geboortedatum staat daar ook gewoon op. En als je die kaart niet bijhad was je geboortedatum zeggen blijkbaar voldoende. Niet echt een waterdicht systeem zullen we maar zeggen.
Fröbelen
Beginnen deed onze dag bij de Amerikaanse avant-garde componiste Ashley Paul. Zij stond op het kleine tweede podium te fröbelen met allerlei instrumenten waaronder een saxofoon. Ze ontmantelde haar fragiele breekbare composities en bouwde die ter plekke weer op. Het resultaat was te klein en te breekbaar om echt indruk te maken. Het was allemaal net iets te bedacht naar onze smaak. Wel mooi om haar de rest van de dag, kind in de draagzak, te zien genieten van alle muziek die er verder nog te horen was.
Ook de rest van de dag had Thurston Moore ervoor gezorgd dat er voldoende vrouwen op het podium stonden. En terecht. Alleen jammer dat ook Marcia Bassett en Samara Lubelski met hun uitgesponnen drones op gitaar en viool niet konden overtuigen. Gelukkig was er dat vlak al heel wat beterschap te horen bij Marisa Anderson. Een stoel, een gitaar en verhalen tussen de nummers door. Meer had ze niet nodig om overeind te blijven.
Later op de avond werd het tweede podium van Sonic City onveilig gemaakt door Margaret Chardiet aka Pharmakon. In 2013 blies ze tijdens Sonic City op een kwartier tijd alle trommelvliezen aan gort. Dat is ook een beetje bedoeling natuurlijk met de noise die zij maakt. Onze trommelvliezen waren dan wel kapot, verder kon ze niet echt overtuigen met haar performance. Benieuwd dus wat het deze keer zou worden in de veertig minuten die ze hier kreeg toegewezen. Deze keer waren we wel volledig verkocht. De lichten flashten onophoudelijk. De dystopische sfeer versterkend. De noise golfde en gutste langs alle kanten over ons heen. Donkere, gitzwarte erupties. Chardiet krijste, brulde, snauwde en klauwde. Een willoze prooi waren we in haar handen. Deze keer dus wel.
De vrouw die echter het meeste indruk op ons maakte op deze zaterdag van Sonic City was de Zweedse Magdalena Ågren oftewel MAG. Net als Ashley Paul bouwde zij haar muziek op in verschillende lagen. Daar een stuk op trombone, daar een loop met geluiden uit allerlei bakjes. Nummers over anarchistische konijnen. Je kon het zo gek niet bedenken of het kwam voorbij. Je voelde dat de muziek elk moment een andere afslag kon nemen, wat soms ook gebeurde. Maar die afslag zorgde wel altijd voor een nieuwe spannende vervolg van de trip. MAG was niet meer of minder dan dé ontdekking van Sonic City.
Sluiergevecht
Vrouwen lieten zich dus niet onbetuigd op deze editie van Sonic City. Net als een aantal mannen.
Er waren er echter ook die zich van hun meeste kleine kant lieten zien. Om maar meteen met de deur in huis te vallen op dat gebied. Mark Kozelek! Waar de soms blinde adoratie voor de man vandaan komt begrijpen we niet heel goed. Ok, met Red House Painters heeft hij mooie platen gemaakt en ook als Sun Kil Moon doet hij zijn best. De man staat echter ook bekend als notoir slechtgezind. En liefst op het podium. Als hij niemand heeft beledigd of geschoffeerd is het blijkbaar een slecht dag geweest in Kozelek-land. Hier was er iemand op de eerste rij aan de beurt die te veel testosteron uitstraalde volgens de brompot uit San Francisco. Kozelek had liefst gehad dat die man manu militari uit de zaal werd gegooid. Toen het publiek ‘Boe!’ riep naar het gedrag van het typetje Kozelek was de show ook voorbij. Tot dat punt konden ook wij nog de parlando over luie huiskatten en andere onzin enigszins appreciëren. Door zijn gedrag zette de diva Kozelek echter vooral zichzelf te kijk. Ofwel is de man oprecht de hele tijd slechtgezind ofwel speelt hij dat op het podium. Vraag is wat het ergste is?
Nog zo een man die in onze ogen door de mand viel was Angus Andrews. Het enige overgebleven lid van Liars. Hij struinde hier het podium op met een roze rok, een strak roze marcelleke en een roze sluier. Met dat laatste kledingstuk ging hij de eerste nummers een gevecht aan. Dat was voor ons het spannendste wat er dat moment gebeurde. Muzikaal had het in onze oren allemaal nog veel minder om het lijf. En éénmaal afgehaakt is er bij ons geen houden meer aan. Liars en wij, nee klikken deed het niet vandaag. Even gaan chillen dan maar in de buurt van het kleine podium. Op een scherm dat daar hangt zien we de zaal tijdens de show van Liars langzaam overkolken. Wij hebben het dus niet gevoeld. Kan gebeuren.
Kosmisch gitaarspel
Met de mantel der liefde bedekken we dan weer wel de show van meester-gitarist Nels Cline (zie ook Wilco). Eerder op de dag kwamen we toevallig terecht bij een Q and A met de man. Het ging over de spanning die had voor deze soloshow, de verschillende grootte van zijn handen en hoe dat zijn gitaarspel beïnvloedt, het werk van Annette Peacock dat hij ging interpreteren en nog veel meer. Hij bleek bijzonder aimabel te zijn in dat gesprek en vertoonde geen diva allures op het podium. De man staat hier solo met een gitaar en een tafel met effectbakjes allerhande om het geluid van die gitaar te vervormen. Het resultaat was vaak zeer minimaal en eerlijk gezegd ietwat saai te noemen.
Eerder op de dag lukte het Steve Gunn wel om ons te blijven boeien. Dat deed het met eerder klassiek getinte Americana. Maar dan wel van de progressieve soort. Beelden over een verloren gewaand ‘Dust Bowl’ Amerika waaiden voorbij in ons hoofd. De strakke ritmesectie zorgde ervoor dat Steve Gunn zijn kosmische gitaarspel de vrije loop kon laten gaan. Een spel met invloeden uit allerlei hoeken dat zonder complexen wordt versmolten tot oerdegelijke americana. In slotnummer ‘Park Bench Smile’ hoorden we echo’s van toearegblues naar de kosmos reiken. Op zich allemaal niet heel vernieuwend ofzo. Maar wel verdomd goed gedaan.
James Sedwards was de hardst werkende muzikant op het festival. Hij stond hier in drie gedaantes. Gitarist bij This Is Not This Heat. Lid van de Thurston Moore Group en frontman van het viertal Nøught. Al een kleine twintig jaar koppelen ze avant-garde, jazz, progrock en noiserock aan elkaar. De cocktail die daaruit ontstaat klotste ook hier alle kanten op. Maar het was ook duidelijk dat de band niet al te vaak meer samenspeelt. Soms slopen de onzekerheden binnen, maar éénmaal wel alles op zijn plaats viel was het wel de moeite om te blijven hangen. Degelijke show, maar niet onvergetelijk.
Dat laatste kan wel gezegd worden van wat James Brandon Lewis en zijn kompanen, bassist Luke Stewart en drummer Warren Trae Crudup. Wat zij hier uit hun instrumenten toverden was behoorlijk geniaal. De kleine zaal werd omgetoverd tot een zweterige jazzclub. Het trio funkte en groovde dat het een lieve lust was. Bij momenten was het ook gewoon lyrisch en was er een rustmoment. Om daarna weer volle kracht vooruit te gaan. Dat de bassist zich soms verloor in te slappy baslijnen is een schoonheidsfoutje. Waarom het trio er na veertig minuten mee ophield was ons een raadsel. Ze mochten volgens het schema namelijk een uurtje vullen. Jammer.
We buigen het hoofd
Door dat vroege stoppen wilde iedereen op zoek naar een goeie plaats voor de ereronde die Thurston Moore hier zou lopen met zijn band. Dat was nog niet mogelijk, want de deuren van de grote zaal bleven gesloten bij de soundcheck van de Thurston Moore Group. Stress blijkbaar en het werd dan toch wat te druk in de foyer tussen de twee zalen. Maar goed, de grote zaal stond even later volledig vol. Wat we kregen was de Thurston Moore Group zoals we die die laatste jaren al vaker hoorden en zagen. Die krinkelende gitaarlijnen in opener ‘Cease Fire’. Dàt moment waarop de ritmetandem, bassiste Debby Googe en drummer Steve Shelly ,invalt. Enzo gaat dat maar door in het openingssalvo met het uitgesponnen ‘Speak To The Wild’. In het middenstuk daarvan mocht Thurston voor het eerst zijn gitaarduivels ontbinden. Je hoort dan die kenmerkende stijl van gitaarmarteling die je ondertussen al meer dan een kwarteeuw kent van de man. Herkenbaar uit de duizenden en toch nog altijd behoorlijk fascinerend. Met James Sedwards aan zijn zijde heeft hij ook de ideale partner gevonden om gitaarduels mee uit te vechten. Met ‘Turn On’ begint het meer ingetogen deel van de show. Hoewel, dat nummer loopt uit in een feedbackjam van heb ik jou daar. De laatste jaren is Moore nog meer politiek activistisch geworden dan al het geval was. Als je hem volgt op Facebook gaat het zeer vaak over het verzet tegen die oranje ‘Manchurian Candidate’ die in het Witte Huis zit. Ook hier laat hij zich van zijn activistische kant zien als hij ‘Cusp’ opdraagt aan een ‘Free Catalonia’. En dat was geen grapje ofzo omdat hij Vlaanderen speelt. Liefdesnummer ‘Aphrodite’ wordt opgedragen aan het liefdevolle publiek. Een publiek dat hem overduidelijk op handen draagt. Dat nummer is ook het sein aan de lokale burgemeester (bijnaam: Quickie) om zich van zijn meest irritante kant te laten zien. Net als een paar jaar geleden bij Beak>> is de man aanwezig vol gegoten met alcohol en begint hij samen met zijn jongere kompaan tegen iedereen in zijn omgeving te duwen en trekken. Sommige dingen veranderen dus nooit op Sonic City. Jammer genoeg. Terug naar Thurston Moore. Er was ook nog die mooie versie van Smoke Of Dreams. De mooie ereronde van de man en zijn band werd hier afgesloten met een uitgeroken en almaar voortdenderende versie van ‘Ono Soul’ uit de eerste soloplaat van de man. Meer dan twintig jaar oud en nog altijd buigen we uit respect het hoofd voor de ‘Queen Of Noise’. En hier ook voor de koning.
Een dag zonder zon en met veel regen
Hard waaien, veel regen, erdoor gaan we met ons stalen ros. Op naar Depart, een nieuwe evenementenhal dat onlangs werd ingewijd maar met de tiende editie van het Kortrijkse stadsfestival pas echt zijn vuurdoop kreeg. Een prima keuze trouwens van de mensen van Wilde Westen om de vertrouwde Kreunstek in te ruilen voor Depart. Veel ademruimte, zelfs als het festival zowat is uitverkocht, veel plaats om te zitten, rond te lopen, bier te drinken en het merendeel der toiletten die niet zijn aangeduid. Zalig om zonder anderen in de buurt gebruik te maken van deze faciliteiten.
Tante diva
We dachten stipt op tijd te zijn, gezien we uit ervaring weten dat de tijdstabel in het verleden quasi perfect werd gerespecteerd. Maar dat was buiten diva Keiji Haino gerekend. De Japanse cultfiguur moest eigenlijk om 13h beginnen, maar was pas begonnen aan zijn soundcheck, oof hij was er nog steeds mee bezig, dat kan ook. De grootste van de twee zalen mocht nog niet open. We mochten niet op zijn vingers staan kijken hoe hij aan het knoeien was. Samen met Teun Verbruggen en Jozef Dumoulin begon hij er pas aan om half twee, daarmee de rest van de programmatie hypotikerend. De bedoeling was namelijk dat ieder die wilde, na elk concert in de grote zaal, kon verhuizen naar de kleine zaal, zonder daar halfweg het concert te moeten binnen vallen. Dat hielp Haino vakkundig om zeep.
Dan maar voornamelijk kiezen voor de concerten in de grote zaal, waar we meteen heel wat ‘oude’ bekenden tegen het lijf konden lopen. De programmatie was dan ook grotendeels een reis terug in de tijd, een paar decennia terug naar het roemrijke Kortrijkse Limelight en vroege Democrazy, waar bands als Ut, This Heat en The Ex ook toen al speelden.
‘Ik wil drummen. Neen. Ikke. ’t is mijn beurt!’
Haino vond er niet beter op dan vijf minuten op zijn fluit (of hoe dat ding ook mag heten) te staan blazen. Hop, meteen een deel van het publiek weggejaagd. Dan wat hoog en iel schreeuwen, hop, nog wat publiek weggejaagd. En dan oeverloos beginnen freaken. Hop, rest ook bijna allemaal weg en al aan de drank op dit vroege uur. De diva had het gekunnen. En dan moest alles in sneltrienvaart van het podium worden gehaald en alles wat de dames van Ut nodig hadden, worden klaar gezet. In de kleine zaal begonnen de concerten pas om 15h. Tijd om de ruimtes te verkennen, platenstandjes te verkennen en meewarend toekijken hoe de lieve dames van Ut eindeloos bleven soundchecken. Neen. Het zou niet anders zijn dan drie decennia eerder. Ze zijn nog even pietepeuterig, mekkeren over elk detail, elk geluidje. Elk om beurt de drums eens testen, want ze schuiven graag door, elk eens op de basgitaar, de gitaar of de drums. De vaart er uit halen noemen we dat. Telkens ze eindelijk een nummer brachten, was het even genieten. Of niet, want halfweg was er weer ergens iets niet perfect genoeg, of wist de ene niet dat de anderen dit nummer gingen spelen. Het was bijna vaudeville, plaatselijk komisch theater van drie aimabele vrouwen die nu en dan een mannelijke drummer op het podium haalden als ze alle drie snaren wilden plukken. Niet dat de dames zich zorgen maakten. Twee jonge kereld die we commentaar hoorden geven over het concert van Ut: ‘kom, we zijn weg. Wat een irritante ketelmuziek’. Grappig. We zagen de Ut-dames laat op de avond om beurten door de zaal wankelen, niet gewend aan de Vlaamse pintjes wellicht.
Ela Ex
Door Haino was na het concert, of kleuteruurtje, van Ut Ela Orleans al een heel eind in de set gevorderd. De kleine zaal stond propvol, met een deel mensen weggelopen bij Ut ook natuurlijk, dus we luisterden een poosje in de gaanderijen, waar het geluid best te pruimen was, en we op een groot scherm ook nog eens het gebeuren konden meevolgen. Het klink allemaal intrigerend, maar we hoorden absoluut niet voldoende om een oordeel te vellen. Al gaan we zeker eens beluisteren. Op naar The Ex, die eerst niet goed door hadden dat zelfs in Kortrijk nog Nederlands wordt gesproken. We zagen de Amsterdamse legendes in het verleden meermaals in diverse constellaties en genoten soms, of verveelden ons soms stierlijk. Al doen we niets af aan de koppigheid waarmee de band al decennia gewoon zijn eigen ding blijft doen, op hun eigen manier. Curator Thurston Moore zal alvast tevreden zijn met de lange nummers boordevol gitaargehak die The Ex op ons losliet. Na drie nummers hadden we het wel een beetje gehad. Veel variatie was er eigenlijk niet, hoeft ook niet, maar we hadden vooraf besloten grumpy te zijn en te blijven. Al waren we al blij dat er geen wereldmuziek werd gespeeld, al zitten hun ervaringen ermee toch wel ergens geïntegreerd in het geluid. Toen drumster Katherina Bornefeld haar keel mocht openzetten, zijn we wijselijk weggewandeld (lopen laten we aan anderen over). Beurtrolletjes, neen, dat hadden we bij Ut al genoeg gehad.
Tyfusherrie
Neen, voor de korte set van Dennis Tyfus met Cameron Jamie waren we te laat. The New Blockaders waren bezig, met zijn tweeën een cementmolen vullend met van alles en nog wat, er een schijfmachine of iets dergelijks op kapotrammend, terwijl er een piano aan gort werd gehamerd, geklopt en gezaagd. Alleen gebeurde dat wel met een heel pover zaagje. Begrijpelijk als er ruim een half uur harsh noise moet worden gebracht. Alles moest kapot, maar echt lukken deed het niet. En als plots een lieflijk stukje pianomuziek weerklinkt, op band uiteraard, is het niet meer duidelijk welk lawaai ze zelf maken of welk lawaai ze op band hebben gezet van eerdere vernielingsperformances. Soit, er gebeurde tenminste iers op het podium, wat bij veel artiesten binnen het harsh noise genre niet het geval is. Het siert Moore dat hij ook dit soort acts op de affiche wilde en niet alleen voor artiesten koos die ergens wel in zijn eigen niche gitaren ranselen. Ze kennen Bart Peeters en zijn typetje van de Brico niet (Peulengaleis). Het beiteltje ontbrak.
Nog een legende
Wire is ook al zo’n eigenwijze band die meestal halsstarrig alleen nieuw werk speelt en nauwelijks plukt uit de nochtans indrukwekkende catalogus. De mannen van Wire mogen dan al als een beetje arrogant te boek staan, soundchecken en opstellen doet de band gewoon terwijl mensen in de zaal staan. Dat mocht niet van diva Haino, maar ook niet van This Is Not This Heat, die blijkbaar van zichzelf denken dat ze zeer belangrijk zijn geworden. Maar eerst Wire. Wel, nu werd het voor de eerste keer echt duidelijk wat een slecht zaalgeluid er eigenlijk al de hele dag was. Bassen overstuur, de zang klopte niet, volume eigenlijk te hoog om niet tot een brij te ontaarden. Of een galmbak van een zaal. Pas nieuw, maar het dak van de rokersruimte lekte waardoor die plaats eigenlijk een onverwachte doucheruimte was. Misschien moet Quickie, die zo te horen / lezen weer de boel moest verpesten met zijn zatte botten, gewoon dakwerker worden en iets aan die lekkages doen. Horen en zien we hem tenminste niet.
Wire speelde voornamelijk recente nummers, vooral de poppy dingen waar zanger (wat een woord) Colin Newman zo idolaat van is. De harde korte nummers die er werden tussen gegooid, klonken voor geen meter. Alleen de dronerige afsluiter kloink zoals het hoort. Ja, we zijn verdorie blijven staan in de hoop dat Wire goed zou klinken. Niet zoals ooit, toen waren ze altijd goed live, maar gewoon, goed klinken. Want ook hun meer poppy nummers vinden we zeer te pruimen, als het geluid goed zou hebben gezeten. Dan zou het ook allemaal wat snediger en pittiger hebben geklonken.
Laat de zaal eens daveren
Moor Mother was bijna klaar toen we tot daar wandelden, dus gingen we onze oren even verwennen met de soundcheck van Thurston Moore, Stephen O’Malley en Mats Gustafsson. Moore hing nu niet de diva uit zoals zaterdag. Het publiek mocht blijven. Een potje improviseren dus, waarbij Moore uitmuntend uit zijn dak ging op zijn gitaar, Gustafsson achtergrondnoise verzorgde, om dan plots met zijn saxofoon verzengend te keer te gaan. O’Malley wilde daar wel een beetje Sunno))) bastonen bij leveren. Dat deed hij ook al met verve, tot de broekspijpen aan het meetrillen gingen. En zie, het geluid was heel wat beter tijdens deze set. En ook: heel wat bezoekers bleven de set uitkijken, hoeveel herrie er ook wordt gemaakt. Zet dit trio op een ander moment zonder de Sonic City-omkadering op een podium en het aantal toeschouwers is beperkt tot een handvol liefhebbers. Daarvoor alleen al is het concept Sonic City geslaagd: tal van genres door elkaar, alles kan, niets moet, een publiek dat op Van Quickenborne na respect heeft voor bands, andere aanwezigen en crew en gewoon komt genieten van al dan niet geslaagde concerten. Van Dälek bijvoorbeeld, dat we wijselijk aan onze neus hadden laten voorbijgaan. We hadden Dälek al eens in een vroegere Sonic City gezien. Toen zijn we gaan pintelieren en dat hebben we ook nu gedaan. We hebben drie keer is scheepsrecht een poging gedaan, maar hielden het niet vol. Dälek hoort in onze leefwereld in afleveringen van Doctor Who thuis. Exterminate. Alles en iedereen.
De helden van velen
Joe Mc Phee + DKV Trio hoorden we alleen uit de verte, dus of het al dan niet een geslaagd concert was, geen idee. In elk geval liep er zeer veel volk overal rond, omdat niemand in de grote zaal mocht. Charles Hayward en zijn kompanen moesten soundchecken. Lang. En dan zijn ze uiteraard begonnen zonder dat we het door hadden. Al denken we niet zoveel te hebben gemist. In elk geval zagen we tijdens dit concert heel wat mensen naar huis vertrekken. De redenen kunnen divers zijn: uitgeput na drie dagen Sonic City, uitgeput na één dag Sonic City (is toch een hele marathon), het bagger vinden, een douche gaan nemen in de rokersruimte, iets gekruids gaan eten bij de eetstanden om de lucht in de zaal verder te verpesten, het wel zeer schel staande geluid, de tot glorieuze proporties uitgerekte progrock van This Is Not This Heat, het kan allemaal. Heel wat bekenden zijn en blijven lyrich over de heropstanding van This Heat in deze zevenkoppige bezetting. Wij echter snappen het niet. Uiteraard hebben de twee originele leden (Charles Bullen en Charles Hayward) het volste recht om hun nummers eigenhandig te verkrachten, aangevuld met enige (vijf) jonkies. We herkennen in elk stuk wel een flard van hun legendarische albums, maar we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat Hayward’s progrockverleden overheerst. Herinner zijn lidmaatschap van Quiet Sun, met ook Phil Manzanera (na de split naar Roxy Music) en Bill MacCormick (na de split naar Matching Mole) in de rangen. Een prog en jazzfusionband uit de zogenaamde Canterbury scene. Wel, we meenden te veel van dat te horen, al zijn we van de oude garde blijkbaar een van de weinigen die het concert niet echt konden pruimen. Ach ja, elk zijn gedacht.
Vervagende grenzen
De vraag aan het begin was of Sonic City de hooggespannen verwachtingen kon waarmaken. Nou, meer dan. De nieuwe locatie werkte goed. Hier en daar met de nodige euvels dus. Maar goed, die zullen er bij een volgende editie op deze locatie uitgewerkt zijn. Want de vraag is natuurlijk of er een affiche kan worden samengesteld die even avontuurlijk is én voldoende volk kan aantrekken om die oversteek opnieuw te maken. Dat zijn bedenkingen voor de mensen van het Wilde Westen.
Festivals waar de muziek mag schuren, tegen de schenen schoppen. Niet moet behagen, maar dat wél mag. Festivals waar de inhoud centraal wordt gezet. Festivals waar grenzen tussen genres écht vervagen. Dat soort festivals, daar kunnen er trouwens nooit genoeg van zijn.
En for the record. Moor Mother was geniaal als je mee wilde in haar donkere trip, net als Joe McPhee en DKV Trio. Dat (mt) het verder ook oneens is met een aantal recensies van (pb) van de zondag – Dalëk was geniaal en This Is Not This Heat een perfecte afsluiter – is te wijten aan die subjectiviteit waarover we het in het begin hadden.
Sonic City, tot volgend jaar!
Gezien: Sonic City, 10-12 november 2017, De Kreun en Depart, Kortrijk.
Tekst: Maarten Timmermans (vrijdag, zaterdag) – Patrick Bruneel (zondag)