Nagenoeg geen hond die de band kent en toch zijn er massa’s artiesten die Rudimentary Peni roemen als een cruciale invloed. Omwille van de muziek – een streng van anarchopunk, deathrock en een soort Gothic – én omwille van het markante artwork (obsessief-detaillistische dystopische zwart-wit pentekeningen) dat frontman/gitarist Nick Blinko als sinds de begindagen voor zijn rekening neemt. Dat Blinko al jarenlang kampt met schizofrenie heeft zonder meer bijgedragen tot de volstrekt onnavolgbare positie, zowel muzikaal en visueel, van dit Engelse trio. Namen divers als Neurosis, Current 93 en Chelsea Wolfe hebben zich dan ook al jaren geleden en meermaals geout als grote fans. De cultband zelf bestaat al sinds 1980 en is altijd muziek blijven uitbrengen, weliswaar met grote intervallen, en vaker ep’s dan albums. ‘Great War’ wordt in de markt gezet als een album, maar met een tijdsduur van minder dan twintig minuten is dat op zijn minst arbitrair. In tien nummers, variërend van mid-tempo tot flink raggende punksongs, wordt ingezoomd op WOI en daarmee wint het sociaal realisme (eigen aan scene- en generatiegenoten zoals Crass Of Flux Of Pink Indians) het (een beetje) van de meer introspectieve en gekende thema’s zoals angst en waanzin. Essentieel in hun oeuvre is ‘Great War’ niet. Het is zelfs hoogste twijfelachtig of de drie het ondertussen legendarische debuut ‘Death Church’ ooit nog zullen evenaren, maar ‘Great War’ is alleszins beter dan géén nieuwe Rudimentary Peni.