Als kind ging ik elke drie weken met mijn moeder naar de bibliotheek. Zij nam een nieuw stapeltje keukenmeidromans mee, terwijl ik de kinderboeken links liet liggen en naar de afdeling parapsychologie ging. Ik ontleende er boeken met titels als De grootste wonderen van de wereld en Mysteries en Mythes. Daar las ik voor het eerst over spontane zelfontbrandingen, ectoplasma en buitenaards leven. Het was een wereld die mijlenver lag van de mijne, maar de boeken verzekerden me dat alles wat erin stond echt gebeurd was. En zelfs als het niet waar was, dan kreeg ik toch ergens de belofte dat zelfs in de doodsaaie alledaagse realiteit alles mogelijk is.
Dat gevoel krijgen we ook bij het lezen van graven naar het hart van de aarde van Amerikaans talent Kevin Wilson. Met zijn debuut de Familie Fang bewees hij al dat hij zijn absurdisme in een aantrekkelijke roman kon verstoppen, en in deze verhalenbundel doet hij hetzelfde. Kevin Wilsons wereld is de onze, maar toch ook net niet. Hier zijn geen Scrabble-fabrieken waar mensen de hele dag dezelfde lettertjes moeten zoeken, zoals in het verhaal Ontploffen waar je bij staat of heb je geen kantoor waar je een interim-oma kunt inhuren. Het zijn verhalen die in de eerste plaats een lach opwekken, maar niet zonder de ontroering een plaats te geven. Zijn personages zijn in de eerste plaats allemaal op zoek. Dat is het duidelijkst in het titelverhaal, waar drie jonge mensen nadat ze afstuderen in een zelf gegraven tunnelcomplex gaan wonen omdat ze niet weten wat ze met het leven aanmoeten.
Kevin Wilson verrast zijn lezers graag en gebruikt originele uitgangspunten voor zijn verhalen. Dat draagt er soms wel toe bij dat een verhaal soms voortijdig beëindigd wordt en je als lezer een beetje op je honger blijft. Dat neemt niet weg dat wij erg graag vertoefd hebben in de wereld die hij creëert.