Twee bands die allebei aan hun tweede plaat toe zijn. Heavy Trash is nog steeds Matt Verta-Ray en Jon Spencer, die samen met enkele gasten een stevig potje primitieve rock-n-roll neerzetten. Wie Jon Spencer een beetje kent, weet dat de New Yorker houdt van alles wat authentiek is en hij zijn neus niet ophaalt voor soul, rockabilly of blues van lang geleden. Op het debuut was Heavy Trash nog een beetje zoekende naar wat ze nu precies wilden, maar deze keer is het vet raak. Rockabilly stijl Link Wray, beetje Charlie Feathers, beetje Gories, beetje Cheater Slicks, maar vooral veel Cramps. Rudimentair, vunzig, met volle overtuiging en met een stevige poot in de muziekscene van nu. Spencer grauwt, spuugt en zingt terwijl beider gitaren loeien. Het lijkt alsof de hoogdagen van Blues Explosion terug zijn en daar zijn we blij om. Alleen de twee laatste nummers zijn wat minder, maar dan hebben we er al elf feestelijke krakers opzitten (www.yeproc.com). Epsilons, uit Orange County, Ca zijn eveneens de luiers ontgroeid. De vier jonge snaken zijn erin geslaagd hun rauwe energie te kanaliseren en gooien ons twaalf kleppers in nog geen half uur voor de voeten. Daaronder een cover van Stronger Than Dirt dat we kennen van The Mummies en die meteen de hoek verraadt waarin we Epsilons voortaan moeten plaatsen. De hoek van de rauwe garagepunk, waar een foutje mag, moet zelfs, en het de onstuimige energie is die de dienst uitmaakt. Net voldoende vervormde zang (oorspronkelijk namen ze de zang op met walkietalkies), een orgeltje dat Devo in herinnering brengt en net als bij Heavy Trash heeft Epsilons goed naar het vroege werk van The Cramps geluisterd. Korte nummers ook, met opdringerige gitaren en een soms behoorlijk averechts ritme. Zet beide bands samen op een podium en het wordt een spetterend rock-n-rollfeest.