Na de albums ‘Feed The Tape’ (2016) en ‘Electric Stutter’, waarbij die laatste pas een half jaar geleden verscheen, komt de in Düsseldorf verblijvende Orson Hentschel op de proppen met een ep met twee nummers.
Op ‘Facade I’ en ‘Facade II’ slaat de normaal in instrumentale licht experimentele elektronische muziek grossierende Duitser een andere weg in door voor het eerst te werken met stemmen. Niet op een doorsnee manier natuurlijk. Hij vindt de menselijke stem een instrument als een ander, waardoor de woorden zelf nauwelijks van belang zijn, maar het de klankkleur is die ertoe doet. Een damesstem vertelt een onbegrijpelijk verhaal, waarachter Hentschel zijn typische geluidspalet zet.
Traag maar gestaag opbouwend en de luisteraar meeslepend richting de pas in de laatste twee minuten opduikende, aan techno verwante beat. Zo lopen de twee nummers vlekkeloos in elkaar en groeien samen toe naar een climax. Een geslaagd experiment alleszins, dat Hentschel zal aanzetten om op deze weg verder te gaan.
Wælder werd in 2013 in Wenen opgericht door Moritz Nahold en Jan Preißler. Het duo debuteerde met het dubbelalbum ‘Anachronie’ op Kreismusik in 2015, al hadden ze al een ep in 2013 (‘Firn’). Meestal heeft het duo het namelijk te druk met het componeren van muziek voor theatervoorstellingen, film en kunstinstallaties.
Denovali kon hen overtuigen om opnieuw een echt album te maken, met ‘Non Places’ als resultaat. Acht nummers staan er op het album, die ergens zweven tussen ambient, industrial en pop. Op papier klinkt dit misschien een beetje raar. Het duo Wælder bewijst echter dat het kan, al moet je natuurlijk geen doorsneepop verwachten maar eerder bevreemding opwekkende nummers die invloeden uit de drie voornoemde stijlen met elkaar weten te verenigen.
Door het gebruik van stemmen, die als soundscapes worden vervormd, het gebruik van obsucre samples en bewerkte veldopnames, op een bedje van kromme ritmes en drone-achtige stukken. Het industrial-element zit hem bijvoorbeeld in het gebruik van een stofzuiger die samenvalt met het geluid van een piano, of een ontstemd kerkorgel waar de atonaliteit net weer past binnen het kader van de plaat. En dit alles veel vlotter in het gehoor weten te krijgen dan voornoemde beschrijving, dat is waar Wælder in slaagt.