Begonnen als Laurel Canyon in 1999 en bij hun debuut op Neurot omgedoopt tot Grails werkt deze uit Portland, Oregon afkomstige band gestaag verder aan wat onderhand een indrukwekkend oeuvre kan worden genoemd. Met releases op labels als Important, Aurora Borealis, Robotic Empire en nu Temporary Residence ligt het voor de hand dat we niet zomaar met een instrumentale band te maken hebben. Grails heeft dan ook banden met Om, Holy Sons en Red Sparowes. De band wordt nogal snel op de eenvormigheidshoop van de postrock gegooid, maar verdient duidelijk beter en laat zich niet zomaar vastpinnen Hoorden ze aanvankelijk perfect thuis bij het soms bombastische en neerslachtige werk dat op Neurot wordt uitgebracht, met de nodige muzikale heftigheid erbij uiteraard, tegenwoordig klinkt Grails alsmaar filmischer. Dat zou kunnen liggen aan het alsmaar veelvuldiger en efficiënter gebruik van de viool, die de klankkleur van heel wat songs mee bepaald. Componist Timba Harris is verantwoordelijk voor deze inbreng, die hij ook al deed op Black Tar Prophecies Vol. 4, en sleurt zo Grails mee naar zijn imaginaire wereld die schatplichtig is aan Italiaanse componisten uit de jaren 1970 die soundtracks schreven voor obscure films. En daar is in dit geval zeker niets mis mee. Grails klinkt opener, meer beredeneerd en compositorisch sterker dan ooit tevoren. Voor hun doen, twee jaar werken, is deze release traag tot stand gekomen, en misschien is dat maar goed ook. Zo ontsnapt de band aan elke postrockval en klinken songs als Daughters Of Bilitis (de video staat op het net) en Almost Grew My Hair niet alleen als een klok, ze blijven ook nog eens in ons hoofd hangen. Er is altijd een uitweg, zelfs uit een doodlopende straat.