De titel van het door zijn uitgever uitbundig aangeprezen debuut van Marnix Peeters klopt: de arm van Andy wordt afgezaagd, en wel omdat de arm in een wolfsklem was blijven hangen en zwaar aan het etteren en ontsteken ging. Zo erg dat het stonk als een zwerm rottende meeuwen die van het Oostendse strand werden gejaagd, afgemaakt en ter vermaak van ander ongedierte in de straten waren blijven liggen zodat iedereen het definitieve aftakelingsproces van dichtbij kon bekijken. Wat er met de arm gebeurde, is ons niet helemaal duidelijk. In elk geval is hij niet in onze brievenbus gevallen. Waarschijnlijk is hij bij de gezusters Crique, alwaar het hoofdpersonage Werner Plöts enkele paginas verblijft, in de gasverwekkende installatie beland. Daar vliegt geregeld een aangeschoten mens in om voor de nodige energie te zorgen voor bijvoorbeeld de verlichting. Andy zelf zit er in een hok, hetzelfde waar Werner in verblijft. Die laatste is bij de afzichtelijke zusters gedumpt door zijn flierefluitende vader die niet doorhad dat zijn vrouw en moeder van Werner zich onder de trein gooide wegens zijn veelvuldige overspel. De geur is afschuwelijk en wordt alleen nog maar versterkt door de uitermate luie en vadsige, van slechts drie poten voorziene beer Orzas. Initieel is het allemaal niet zo, het gebeurt gewoon, zonder dat Werner er veel invloed op heeft, of het zou moeten zijn dat hij een meester is in het verknallen van alles en iedereen die op zijn levensweg komt. Leven is trouwens een groot woord. Er zitten wel passages in het boek waar de geilheid en andere scabreuze vochten vanaf druipen, maar veelal blijft het bij stank en viezigheid. Bovendien streven deze passages naar prijzen wegens slechtste in een beetje van alles. Werner trekt met zijn beer de wijde wereld in. Het dier heeft ondertussen nog maar twee poten en dus sleept Werner hem mee op een karretje dat hij bij een schroothandelaar heeft gestolen. Hij wil het beest kunstjes leren, maar het grootste kunstje bestaat er natuurlijk in om een degelijk verhaal neer te pennen met kop en staart waarbij gore praat en pogingen tot humor niet vrijblijvend worden gebruikt om te verhullen dat er eigenlijk nauwelijks een verhaal, die naam waardig, is. Na veel omzwervingen belandt Werner uiteindelijk opnieuw bij de gezusters Crique, voornamelijk omdat de schrijver ook niet meer wist hoe het nu allemaal verder moest. En Andy mag in de titel opdraven, blijven stinken, en eigenlijk voor de rest gewoon zijn arm kwijtspelen. Wat hilarisch is bedoeld en overladen met bloemrijke taal een poging tot humor doet vermoeden, resulteert in een boek dat stijf staat van hiërarchische taal, zeker als het gaat om de manier waarop Werner anderen aanspreekt. Het lijkt wel of Peeters een oubollige Vlaamse schrijver van wat vuile praat wilde voorzien en dacht daarmee een leuk boek te schrijven. Niet dus. Er zitten zeker leuke fragmenten tussen maar in zijn geheel stelt dit debuut teleur, zeker gezien de hoge verwachtingen die door de vele heisa vooraf werden gewekt. Volgende keer een beter verhaal en beter gefundeerde vunzigheid, niet om te choqueren maar omdat het verhaal er echt om vraagt.